DEEL 3  |  13 NOVEMBER 2021 - 15 JANUARI 2022

Artikel II bestaat uit zes afdelingen. Ook hier zal ik slechts enkele hoofdpunten aanstippen. De leden van de 55+-fractie wordt dringend verzocht de gehele toelichting zorgvuldig te bestuderen. 

Afdeling 1 bepaalt dat de wetgevende macht berust bij het Europees Congres, dat bestaat uit twee kamers: de Kamer van Burgers en de Kamer van Staten, de Senaat. Haar zetel is Brussel.

Afdeling 2 gaat over de leden van het Huis van de Burgers, hun verkiezing en dat deze plaatsvindt binnen één kiesdistrict, namelijk dat van de Verenigde Staten van Europa. Dit houdt in dat het Huis van de Burgers wordt gevormd op basis van volksstemming en evenredige vertegenwoordiging van de politieke partijen. Dus één federaal kiesdistrict en geen verkiezingen per district in de deelnemende staten. Laat staan het gebruik van een kiescollege zoals in de VS. In een federaal Europa is geen plaats voor een achterlijk tweepartijenstelsel zoals in Amerika en het Verenigd Koninkrijk. 

Een belangrijk aspect van afdeling 2 is de uitdagende bepaling dat het Huis van de Burgers regels vaststelt voor de beroepsvereisten van degenen die via politieke partijen op kieslijsten worden geplaatst. Dat het belangrijkste ambt ter wereld, het politieke ambt, kan worden verkregen door personen aan wie geen publieke kwaliteitseisen worden gesteld, beschouwen wij als een ernstige tekortkoming van parlementaire stelsels.

Een federale staat opbouwen op basis van een federale grondwet is één ding, ervoor zorgen dat het huis wordt bewoond door mensen die de grondbeginselen van het politieke ambt beheersen is een andere. Hier ligt een moeilijke taak voor transnationale politieke partijen om - op basis van de regels van het Huis der Burgers - volksvertegenwoordigers te leveren die de grondbeginselen van het politieke ambt hebben geleerd en zich eigen hebben gemaakt.

Voor de leden van de 55+-fractie die dit belangrijk vinden, verwijs ik naar de basis voor deze paragraaf 2. U vindt het in hoofdstuk 11 van de "Constitutionele en institutionele gereedschapskist voor de oprichting van de Verenigde Staten van Europa", getiteld: "Het politieke ambt. Requirements for Competence and Suitability, the Task of Political Parties" (https://www.faef.eu/wp-content/uploads/Constitutional-Toolkit.pdf) . Misschien zal het bestuderen van dat hoofdstuk 11 leiden tot een goed amendement om afdeling 2, clausule 2 te versterken.

Afdeling 3 gaat over de Senaat. Elke lidstaat heeft acht senatoren in het Europees Congres. Het getal "acht" heeft te maken met het feit dat wij kiezen voor volksstemming en evenredige vertegenwoordiging. In dat systeem is het mogelijk dat kleine lidstaten geen of weinig vertegenwoordigers in het Huis van de Burgers hebben. Met de garantie dat dergelijke lidstaten wel acht senatoren in het Congres hebben, hebben zij als gelijken onder gelijken voldoende gewicht in de Senaat.

Anders dan in Amerika worden de senatoren benoemd door het parlement van hun eigen lidstaat. Tot 1913 was dit in Amerika ook het geval, maar in 1913 werd amendement 17 aangenomen ten gunste van de senatoren die door het volk van de lidstaat worden gekozen. Wij zijn van mening dat amendement 17 onjuist is. Het Huis van de Burgers dient de belangen van de Burgers. De Senatoren dienen de belangen van hun eigen staten. Wij vinden dit aspect van checks and balances essentieel voor een evenwichtige trias politica.

Zoals het Huis der Burgers regels stelt voor de vereiste bekwaamheid van leden van dat Huis, zo zou ook de Eerste Kamer regels moeten stellen voor de geschiktheid van senatoren. Nogmaals, dit is een uitdagend artikel dat ook bedoeld is om politieke partijen te dwingen kandidaten voor beide Kamers op kieslijsten te zetten die de grondbeginselen van het politieke ambt beheersen en niet de kunstgrepen van de politieke macht.

De vice-president van de Verenigde Staten is voorzitter van de Senaat. Hij kan alleen stemmen als de stemmen staken. De Senaat heeft de exclusieve macht als het gaat om afzettingen.

Voor de punten 4, 5 en 6 verwijs ik naar de toelichting.


Artikel II - Organisatie van de wetgevende macht

Sectie 1- Oprichting van het Europees Congres

  1. De wetgevende macht van de Verenigde Staten van Europa berust bij het Europees Congres. Het bestaat uit twee Kamers: het Huis van de Burgers en het Huis van de Staten, ook bekend als de Senaat.
  2. Het Europees Congres en zijn twee afzonderlijke Kamers zetelen in Brussel.

Afdeling 2 - Het Huis van de Burgers

  1. Het Huis van de Burgers bestaat uit de vertegenwoordigers van de Burgers van de Verenigde Staten van Europa. Elk lid van het Huis heeft één stem. De leden van dit Huis worden voor zes jaar verkozen door de stemgerechtigde burgers van de Federatie, verenigd in één kiesdistrict, namelijk het kiesdistrict van de Verenigde Staten van Europa. De verkiezing van de leden van het Huis van de Burgers vindt altijd plaats in de maand mei, en voor de eerste keer in het jaar 20XX. Zij treden uiterlijk op 1 juni van het verkiezingsjaar in functie. De leden treden af op de derde dag van de maand mei in het laatste jaar van hun zittingsperiode. Zij kunnen tweemaal na elkaar worden herkozen.
  2. Behoudens door het Huis van de Burgers vast te stellen regels inzake de eisen van bekwaamheid en geschiktheid voor het ambt van vertegenwoordiger namens het volk van de Verenigde Staten van Europa, komen in aanmerking zij die de leeftijd van dertig jaar hebben bereikt en gedurende ten minste zeven jaar als burger van een staat van de Federatie zijn ingeschreven.
  3. De leden van het Huis van de Burgers hebben een individueel mandaat. Zij voeren dit mandaat uit zonder instructies, in het algemeen belang van de federatie. Dit mandaat is onverenigbaar met elke andere openbare functie.
  4. Het stemrecht bij de verkiezingen voor het Huis van de Burgers komt toe aan een ieder die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en als burger is ingeschreven in een van de Staten van de Federatie, ongeacht het aantal jaren van die inschrijving.
  5. Het Huis van de Burgers kiest zijn voorzitter, met stemrecht, en benoemt zijn eigen personeel.

Sectie 3 - Het Huis van de Staten, of de Senaat

  1. De Senaat bestaat uit acht vertegenwoordigers per staat. Elke senator heeft één stem. De senatoren worden voor een termijn van zes jaar benoemd door en uit de wetgevende macht van de staten, met dien verstande dat na drie jaar de helft van het aantal senatoren aftreedt. De eerste benoeming van de voltallige Senaat vindt plaats in de eerste vijf maanden van het jaar 20XX. De driejaarlijkse benoemingen ter vervanging van de helft van de Senatoren vinden plaats in de eerste vijf maanden van dat jaar. De senatoren treden uiterlijk op 1 juni van het jaar van hun benoeming in functie. Zij nemen ontslag in de namiddag van de derde dag van de maand mei in het laatste jaar van hun mandaat. De aftredende Senatoren zijn onmiddellijk herbenoembaar voor een nieuwe termijn van drie jaar. Het Reglement van Orde van de Senaat regelt de wijze van ontslag van de helft van de Senaat.
  2. Behoudens door de Senaat vast te stellen regels inzake eisen van bekwaamheid en geschiktheid voor het ambt van vertegenwoordiger namens de Staten van de Verenigde Staten van Europa, komen als Senator in aanmerking zij die de leeftijd van dertig jaar hebben bereikt en die gedurende een tijdvak van ten minste zeven jaar als burger van een Staat van de Verenigde Staten van Europa zijn ingeschreven.
  3. De Senatoren hebben een individueel mandaat. Zij voeren dit mandaat uit zonder instructies, in het algemeen belang van de federatie. Dit mandaat is onverenigbaar met elke andere openbare functie.
  4. De vice-president van de Verenigde Staten van Europa zit de Senaat voor. Hij heeft geen stemrecht tenzij de stemmen gelijk verdeeld zijn.
  5. De Senaat kiest een voorzitter pro tempore die bij afwezigheid van de ondervoorzitter, of wanneer deze waarnemend voorzitter is, de vergaderingen van de Senaat leidt. De Senaat benoemt zijn eigen personeel.
  6. De Senaat heeft de exclusieve bevoegdheid om uitspraak te doen over impeachments. Indien de president, de vice-president of een lid van het Congres in staat van beschuldiging wordt gesteld, wordt de Senaat voorgezeten door de opperrechter van het Hof van Justitie. Indien een lid van dat Hof wordt aangeklaagd, zit de president de Senaat voor. Niemand kan worden veroordeeld zonder een tweederde meerderheid van de aanwezige leden.
  7. Een veroordeling in gevallen van impeachment zal niet verder gaan dan de ontzetting uit het ambt en de onbevoegdheid tot het bekleden van enig ambt van eer, vertrouwen of bezoldigd ambt binnen de Verenigde Staten van Europa. De veroordeelde zal niettemin aansprakelijk zijn en onderworpen aan aanklacht, proces, vonnis en straf volgens de wet.

Afdeling 4 - Het Europees Congres

  1. Het tijdstip, de plaats en de wijze van verkiezing van de leden van het Huis van de burgers en van de benoeming van de leden van de Senaat worden vastgesteld door het Europees Congres.
  2. Het Europees Congres komt ten minste eenmaal per jaar bijeen. Deze bijeenkomst begint op de derde dag van januari, tenzij het Congres bij wet een andere dag vaststelt.
  3. Het Europees Congres stelt een reglement van orde vast voor zijn manier van werken.

Afdeling 5 - Reglement van orde van beide Kamers

  1. Elk Huis stelt een Reglement van Orde vast. Daarin wordt geregeld voor welke onderwerpen een quorum vereist is, hoe de aanwezigheid van de leden kan worden afgedwongen, welke sancties kunnen worden opgelegd in geval van structurele afwezigheid, welke bevoegdheden de voorzitter heeft om de orde te herstellen en hoe de notulen van vergaderingen en stemmingen worden opgesteld.
  2. Het Reglement van Orde regelt de bestraffing van leden van het Parlement in geval van wanordelijk gedrag, met inbegrip van de bevoegdheid van het Parlement om het lid permanent te royeren met een tweederde meerderheid.
  3. Tijdens de zittingen van het Europees Congres mag geen van de Kamers zonder instemming van de andere Kamer meer dan drie dagen schorsen, en mag de zetel niet buiten Brussel worden verplaatst.

Afdeling 6 - Vergoeding en immuniteit van de leden van het Congres

  1. De leden van beide Kamers ontvangen voor hun werkzaamheden een bezoldiging, bij de wet vastgesteld, die maandelijks door de schatkist van de Verenigde Staten van Europa wordt betaald. Daarnaast ontvangen zij een vergoeding voor reis- en verblijfkosten overeenkomstig de werkelijk gemaakte kosten en beperkt tot de reizen en activiteiten die door hun werk worden gerechtvaardigd.
  2. De leden van beide Kamers zijn in alle gevallen, behalve bij hoogverraad, misdrijf en verstoring van de openbare orde, vrijgesteld van aanhouding gedurende hun aanwezigheid bij de zittingen van hun respectieve Kamer en bij het gaan naar en terugkeren uit die Kamer. Voor een toespraak of debat in een van beide Kamers mogen zij niet op een andere plaats worden ondervraagd.

Toelichting bij artikel II

Uitleg van deel 1

Wij hebben er bewust voor gekozen de woorden "Organisatie van ..." in de titel van artikel II op te nemen, omdat de afdelingen 1-6 van artikel I van de Grondwet van de Verenigde Staten betrekking hebben op organisatorische/institutionele aspecten, terwijl de afdelingen 7-10 handelen over bevoegdheden. Wij denken dat het beter is die twee onderwerpen te splitsen. Ons artikel II heeft alleen betrekking op de organisatorische/institutionele aspecten van de wetgevende macht. Een nieuw artikel III gaat over de bevoegdheden.

Clausule 1 impliceert dat het Europese Congres dezelfde positie heeft als het Amerikaanse Congres: de vergadering van beide kamers tegelijk. Alleen heeft dat Congres wetgevende macht. Maar er zijn enkele nuances bij dit beginsel. De president heeft een soort afgeleide wetgevende macht in de vorm van "Presidential Executive Orders". Dit zijn verordeningen van een lagere orde dan de formele wetgevende macht van clausule 1, en bovendien moeten deze "Executive Orders" herleidbaar zijn tot die wetgeving van het Congres. Zie hoofdstuk 10. Een andere nuance is dat het Amerikaanse Hooggerechtshof herhaaldelijk heeft geoordeeld dat het Congres wetgevende bevoegdheid kan delegeren aan federale agentschappen.

In clausule 2 kiezen wij voor Brussel als zetel van zowel het Europees Congres. Dit impliceert dat Straatsburg niet langer zal deelnemen aan vergaderingen van de Federatie van Europa. Het intergouvernementele Europees Parlement pendelt al jaren heen en weer tussen Brussel en Straatsburg omdat Frankrijk het daar ooit toe gedwongen heeft. Ondanks herhaalde protesten van het Europees Parlement wil Frankrijk hierin geen verandering brengen. Het tekent een van de vele tekortkomingen van het intergouvernementele systeem: door het onvermijdelijk voortdurende spel van winnaar-en-verliezer in de uitruil van nationale belangen, bepaalt één nationaal belang de orde van het Europese geheel. 

In de toelichting bij artikel I is vermeld dat het op grond van artikel 20 voor negen (of meer) lidstaten mogelijk is om een nauwere samenwerking aan te gaan. Bijvoorbeeld door samen een federatie te vormen die dan een van de lidstaten van de intergouvernementele EU kan zijn. Als dat het geval is, doet zich een nieuw organisatorisch vraagstuk voor. De zetel van de EU is in Brussel. Die van de federatie is dat ook.

Deze complexiteit is een onvermijdelijk gevolg van de noodzaak van een systeemverandering, een paradigmaverschuiving. De complexiteit zal blijven bestaan, zelfs als we ervan uitgaan dat het intergouvernementele systeem enigszins zal worden verlicht wanneer negen Lid-Staten eerst de Europese Unie verlaten en er vervolgens als één federatie aan deelnemen. De complexiteit zal echter slechts minimaal zijn als de EU-landen allemaal tegelijk besluiten toe te treden tot de Europese federatie. Dan zouden alle bestaande instellingen van de Europese Unie in de federatie kunnen worden opgenomen. Al dan niet in gewijzigde zin.

Uitleg van deel 2

Op dit onderdeel volgen we niet de Amerikaanse grondwet. Ten eerste de keuze voor één kiesdistrict voor de hele federatie; geen verkiezingen voor het Huis van de Burgers per staat, zoals in Amerika en ook in de EU het geval is. Wij verwerpen het alleen kunnen stemmen op landgenoten per staat. Wij kiezen ervoor om te kunnen stemmen voor de hele federatie: één kiesdistrict van de landen die behoren tot het grondgebied van de federatie. Een Slowaak moet dus kunnen stemmen voor een Belg, een Ier, een Cyprioot, een Spanjaard, een Nederlander en vice versa. Deze ene federale kieskring zal aanleiding geven tot transnationale politieke partijen. Zie hoofdstuk 11. Alleen via één enkele kieskring voor de Verenigde Staten van Europa kan een rechtstreekse relatie tot stand worden gebracht tussen de burgers en hun vertegenwoordigers. Voor de tekst van dit hoofdstuk houdt deze keuze in dat een uitgebreide beschrijving van het kiesstelsel in Amerika hier achterwege wordt gelaten.

Het belangrijkste bezwaar van de Amerikanen tegen één enkele Amerikaanse kieskring (in plaats van verkiezingen via het systeem van kiesmannen per staat) is gebaseerd op de vrees dat de bevolking van de dichtstbevolkte steden en gebieden meer invloed zou krijgen dan de inwoners van plattelandsgebieden. Daardoor zou de macht in het Huis van Afgevaardigden onevenwichtig kunnen worden verdeeld. Het kiesstelsel dat wij voorstellen is echter gebaseerd op het zogenaamde lijstenstelsel: elke transnationale politieke partij deponeert een lijst waarop de verkiesbare personen zijn gerangschikt, de kiezers stemmen op de lijst van hun keuze en dus tegelijkertijd op een persoon. De kiesdeler bepaalt hoeveel stemmen een kandidaat nodig heeft om een zetel te winnen. Voorbeeld van een kiesdeler: als er tien miljoen geldige stemmen worden uitgebracht voor honderd zetels, is de kiesdeler 10.000.000:100 = 100.000 stemmen. Dit aantal stemmen is nodig voor één zetel; dit is de kiesdeler.

De politieke partijen bepalen zelf wie er op de kieslijst komt te staan. Of er sprake is van een (on)evenwichtige vertegenwoordiging van de staten in het Huis van de burgers van de Europese Federatie, hangt af van de manier waarop de politieke partijen hun kieslijsten samenstellen. De politieke partijen kunnen voorkomen dat kleine Lid-Staten van de Europese Federatie geen of zeer weinig vertegenwoordigers in het Huis van de Burgers hebben. De Trans-Europese politieke partijen zouden goede kandidaten uit dergelijke staten op verkiesbare plaatsen moeten zetten.

Politieke partijen zijn vrij om de kandidaten te kiezen die zij verkiesbaar willen stellen. Maar wij voeren in artikel II, lid 2, clausule 2, een revolutionaire regel in om het systeem van "checks and balances" uit te breiden. Controles en tegenwichten zijn het krachtigste verdedigingsmechanisme tegen ondemocratische heerschappij. Maar wat de verkiesbaarheid betreft, wordt niet gecontroleerd of een kandidaat de juiste bekwaamheid en geschiktheid heeft om het belangrijkste politieke ambt in de federatie uit te oefenen: de burgers vertegenwoordigen. De burgers willen vertegenwoordigd worden door bekwame en geschikte personen. We kunnen de selectie van kandidaten niet volledig overlaten aan de politieke partijen, omdat zij hun macht altijd zullen maximaliseren in de strijd voor de politieke waarden die zij koesteren. Als er ergens in het constitutionele en institutionele systeem een plaats moet worden gereserveerd voor de invloed van de burgers, dan is het wel aan de voorkant van de deur waar de vertegenwoordigers het Huis van de Burgers willen binnengaan. Voor een gedetailleerde uitleg van deze regel, zie hoofdstuk 11.

Dit lijstenstelsel is ook bij uitstek geschikt om de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen. Als elke politieke partij haar kandidatenlijst opstelt in de wisselende verhouding man-vrouw, enz., zal de samenstelling van het Huis van de Burgers per definitie de verhouding 50% vrouw-man benaderen.

Wij voorzien niet in tussentijdse verkiezingen voor parlementsleden die hun ambt voortijdig neerleggen. Wij stellen voor om in het lijstenstelsel een systeem van plaatsvervangers op te nemen.

Dan is er nog de vraag: "Hoe kan een Duitser weten of hij op een Luxemburger of op een Cyprioot moet stemmen? Dat is een non-issue. Hij hoeft het niet te weten, want het Europees Congres gaat niet over Duitse of andere nationale belangen, maar over Europese. Hij hoeft alleen maar vertrouwen te hebben in de transnationale politieke partij van zijn keuze. En dus het vertrouwen dat die partij de beste kandidaten, goed verdeeld over de hele Federatie, op verkiesbare plaatsen op de lijst zal zetten. Nogmaals, zie hoofdstuk 11. 

Tot zover onze eerste overweging over afwijkingen van de grondwet van de VS.

Ten tweede houden wij ons niet aan de zittingsduur van het Huis van de Burgers. In Amerika hebben leden van het Huis van Afgevaardigden slechts twee jaar zitting. Wij nemen zes jaar voor het Europese Huis van de burgers, punt uit. De reden is eenvoudig: het democratisch tekort van de Europese Unie, dat al jaren wordt bekritiseerd, kan alleen worden gecompenseerd door de vertegenwoordigers van de burgers een centrale rol te geven. De Europese staten, met hun nationalistisch gedreven belangen van intergouvernementalisme, hebben de vertegenwoordiging van de burgers te lang van haar bevoegdheden beroofd.

Bovendien vinden wij het niet juist om de leden van het Huis van de Burgers om de twee jaar op verkiezingstournee te sturen. Als zij zich net hebben gevestigd, zouden zij weer op pad moeten om hun volgende verkiezing veilig te stellen. In de Verenigde Staten van Europa kunnen zij het grootste deel van de zes jaar besteden aan het behartigen van de belangen van de burgers, en niet aan het behartigen van hun herverkiezing. Wij willen het aantal ambtstermijnen wel beperken tot drie. Dus maximaal 18 jaar in het Huis van de Burgers. Op die manier kunnen we voorkomen dat de kwaliteit van het vertegenwoordigende werk achteruit gaat door machtsconcentratie, luiheid of een te grote invloed van lobbyisten.

Een vraag die we in dit stadium nog niet precies kunnen beantwoorden is: uit hoeveel leden moet het Huis van de burgers bestaan? In de Verenigde Staten is dit vastgesteld op 435 voor 328.200.000 inwoners (volkstelling 2019). Twee dingen moeten nog worden vastgesteld: 

  1. Hoeveel leden zou het Huis van de Burgers moeten hebben voor de ongeveer 500 miljoen van de Europese Unie van zevenentwintig staten? 
  2. Hoe groot moet dit Huis van het Europees Congres zijn als bij de start van de Verenigde Staten van Europa slechts negen Europese landen toetreden?

Wij hebben daar nog geen concreet antwoord op. Er wordt echter geschat - uitgaande van een bevolking van ongeveer 600 miljoen na de toetreding van alle EU-lidstaten plus enkele staten die momenteel in de wachtkamer zitten - dat het Huis van de Burgers uit ongeveer 600 personen zou kunnen bestaan.

Wij kunnen nu ook niet voorspellen in welk jaar de eerste verkiezingen voor het Huis van de Burgers zouden kunnen worden georganiseerd. Gelet op hoofdstuk 2 achten wij het echter waarschijnlijk dat de federatie van de Verenigde Staten van Europa in 2035 in werking zal treden. 

Wij geven de voorkeur aan mei voor dat jaar en voor elke volgende verkiezing, omdat wij er inmiddels aan gewend zijn dat de verkiezingen voor het Europees Parlement in mei plaatsvinden. Daarom staat in artikel II dat de gekozen leden van dit Parlement uiterlijk op 1 juni van dat verkiezingsjaar in functie treden.

In tegenstelling tot de Amerikaanse grondwet stellen wij in clausule 2 van deze afdeling de leeftijd voor verkiesbaarheid voor het Huis van de Burgers vast op dertig in plaats van vijfentwintig jaar. Waarom? Om meer garantie te hebben dat de gekozenen over voldoende kennis, wijsheid en (levens)ervaring beschikken voor het belangrijkste politieke ambt in Europa. De nadruk moet liggen op generalisten, niet op specialisten. Wij vinden het toelaten van 20-jarigen tot het Huis van de Burgers net zo zinloos als een 60-jarige in het voetbalteam van CF Barcelona of Manchester United zetten. In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op de eisen van bekwaamheid en geschiktheid voor een politieke functie in het Huis van de Burgers. De rest is te vinden in hoofdstuk 11.

In de derde clausule van deze afdeling stellen wij uitdrukkelijk, zoals in de Amerikaanse en de Zwitserse grondwet, dat de leden van het Huis van de Burgers een mandaat uitoefenen om alleen aan die Europese burgers verantwoording af te leggen. Hun mandaat is ook exclusief - dat wil zeggen dat zij geen andere openbare functie, ambt of mandaat mogen uitoefenen, op geen enkel bestuursniveau; op die manier voorkomen wij belangenconflicten en machtsconcentratie.

Nog een belangrijk aspect trouwens. Naast de 435 stemgerechtigde leden van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden zijn er zes niet-stemgerechtigde leden uit het District of Columbia (= D.C. met de federale hoofdstad Washington), Guam, de Maagdeneilanden, Amerikaans Samoa, het Gemenebest van de Noordelijke Marianen, en een inwonend commissaris uit Puerto Rico. Steeds strevend naar een zo groot mogelijke overeenstemming met het Amerikaanse constitutionele stelsel, nemen wij voor de Verenigde Staten van Europa het volgende standpunt in.

Brussel is de constitutionele hoofdstad van de Verenigde Staten van Europa, maar niet, zoals Washington in het District of Columbia, een grondgebied met een eigen constitutionele status die het lidmaatschap van het Huis van de burgers rechtvaardigt. Daarom geen aparte zetel voor Brussel in het Europese Huis.

Een andere vraag is welke status de zogenaamde landen en gebieden overzee moeten krijgen. Dit zijn landen die elders in de wereld zijn gelegen, maar die grondwettelijk tot een lidstaat van de Federatie behoren: Frankrijk, Nederland en Denemarken. Hun geassocieerd lidmaatschap van de Europese Unie lijkt sterk op dat van de zes bovengenoemde gebieden die lid zijn van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden zonder stemrecht. Wij bevelen daarom aan dat deze overzeese gebiedsdelen ook een dergelijke status krijgen in het Huis van de Burgers: lidmaatschap zonder stemrecht. Natuurlijk blijft dan de vraag: hoeveel afgevaardigden per gebied en wie kiest of benoemt ze? Dit zou op een eenvoudige manier kunnen worden geregeld: de betrokken Lid-Staat organiseert een verkiezing voor één niet-stemgerechtigd lid van het Europees Huis van de burgers in het betrokken gebied. Ook hier zou het beginsel van de onverenigbaarheid van functies moeten gelden. Men kan geen lid zijn van het Europees Huis van de burger en tevens een openbaar ambt bekleden in het eigen kiesdistrict.

In een notendop komt ons kiesstelsel neer op de volgende punten: 

  • De federatie van de Verenigde Staten van Europa kent algemeen kiesrecht, volksstemming, met zetelverdeling op basis van evenredige vertegenwoordiging. 
  • Iedereen die in een lidstaat van de Verenigde Staten van Europa is geregistreerd en de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, heeft stemrecht bij de periodieke verkiezingen voor het Huis van de Burgers. 
  • Kiezers die in meer dan één lidstaat zijn geregistreerd, bijvoorbeeld migrerende werknemers of studenten (afkomstig uit lidstaat A maar werkend of studerend in lidstaat B), ontvangen slechts één stem.  
  • Het kiesdistrict is het gehele grondgebied van de Verenigde Staten van Europa. Geen verkiezingen per lidstaat, noch per district. Dus alleen de volksstemming geldt in het hele kiesdistrict.
  • Transnationale politieke partijen plaatsen kandidaten op kieslijsten en zorgen voor een gelijke verdeling tussen mannen en vrouwen op die lijsten; zij zorgen ook voor kandidaten uit alle lidstaten, zodat een kiezer uit de ene lidstaat kan stemmen op een kandidaat uit om het even welke andere lidstaat.
  • Na de verkiezingen wordt aan de hand van het totale aantal stemmen bepaald welke kandidaat een zetel in het Huis van de Burgers heeft behaald. Een zetel wordt bepaald door het totaal aantal uitgebrachte stemmen te delen door het aantal zetels in het Huis van de Burgers. Het aantal keren dat een politieke partij dat aantal haalt, bepaalt dus het aantal zetels voor die partij. De zetels die overblijven worden restzetels genoemd. Zij worden evenredig over de politieke partijen verdeeld.  

Uitleg van deel 3

Voor de samenstelling van de Senaat is gekozen voor de oorspronkelijke versie van de Amerikaanse grondwet die in 1787 is opgesteld en in 1789 in werking is getreden. Volgens die tekst werden de Senatoren gekozen door de wetgevende macht van de Staten. Niet gekozen door de burgers. Dit werd in 1913 gewijzigd bij amendement XVII. Vanaf dat moment wordt de Senaat van de VS samengesteld door de kiezers van de Staten. Wij vragen ons af of dat een goed amendement is. Het was en is nog steeds de bedoeling dat het Huis van Afgevaardigden de belangen van het volk vertegenwoordigt en dat de Senaat de belangen van de Staten vertegenwoordigt. Dit is een wezenlijk kenmerk van het federale stelsel: de federatie wordt gevormd door de burgers en de staten. Daarom wordt hun vertegenwoordiging afzonderlijk van elkaar geregeld, vanuit twee afzonderlijke bronnen: de ene vanuit de Burgers en de andere vanuit de Staten. Dit maakt ook deel uit van de "checks and balances". 

Door de verkiezing van de senatoren te verschuiven van de wetgevende lichamen van de staten naar de burgers van de staten, komt de nadruk ook in de senaat te liggen op de belangen van de burgers. In wezen betekent dit een "versterking" van de macht van het federale gezag in Washington. Sinds het begin van de twintigste eeuw is dit alleen maar toegenomen. Althans in de perceptie van de Republikeinen. Er woedt al enige tijd een heftig debat tussen Republikeinen en Democraten. Burgers van een aantal staten roepen zelfs op tot terugtrekking uit de federatie - opnieuw, zoals in 1860. In februari-maart 2013 was er zelfs een actie in het staatsparlement van Oklahoma om een wet aan te nemen om de federale Obamacare-wet teniet te doen. Dit is grondwettelijk uitgesloten; een staat heeft die bevoegdheid niet, maar deze ongrondwettelijke poging om een federale wet teniet te doen is tekenend voor de gespannen verhoudingen tussen het federale gezag en dat van sommige staten. Deze betrekkingen laaiden weer op in de periode van het presidentschap van Donald Trump. De bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 maakte ook deel uit van een oproep aan een aantal staten om te besluiten de federatie weer te verlaten (zoals zij in 1860 deden).

De EU heeft een vergelijkbaar probleem met Brexit. Om te voorkomen dat een federaal Europees Congres alle macht in handen van de burgers legt en de belangen van de staten onderwaardeert, kiezen we daarom voor het systeem waarbij de senatoren worden benoemd door de wetgevende lichamen van de lidstaten. En acht Senatoren per Staat. Waarom niet, zoals in Amerika, slechts twee senatoren per staat ? En waarom precies acht? Om ervoor te zorgen dat elke staat van de Europese federatie voldoende vertegenwoordigd is in de federale senaat, hoe klein en dunbevolkt een staat ook is. Door elke deelstaat van de federatie acht vertegenwoordigers in de Senaat toe te wijzen, is elke deelstaat verzekerd van voldoende vertegenwoordiging om daadwerkelijk aan de federale besluitvorming deel te nemen. Bovendien kan dit cijfer een stimulans zijn voor de kleinste staten van Europa, met een bevolking van hooguit enkele miljoenen, om zich bij de federatie aan te sluiten. Op grond van het Verdrag van Lissabon hebben zij nu de garantie van vijf tot acht zetels in het Europees Parlement. Door toe te treden tot een Europese federatie krijgen zij de garantie van acht zetels in het Congres - dat wil zeggen in de Senaat - zelfs als geen van deze kleinste staten een zetel zou winnen bij de verkiezingen voor het Huis van de burgers. Dat kleine lidstaten in een federaal Congres ook afgevaardigden in het Huis van de Burgers hebben, is een zaak en een taak voor transnationale politieke partijen, die hun kieslijsten zo moeten inrichten dat ook Luxemburg en Cyprus vertegenwoordigd zijn. Zie hoofdstuk 11. 

De vorige clausule verklaart waarom we kiezen voor acht in plaats van twee senatoren per staat. Een andere vraag is: waarom niet twaalf, veertien of zelfs meer? De reden is dat daarmee het gevaar van specialisatie opdoemt. En specialisten zullen we zeker aantreffen in het Huis van de Burgers. Dat is voldoende. De Eerste Kamer bestaat wat ons betreft uit generalisten, wijze mensen met ruime ervaring in de manier waarop een staat maatschappelijke ontwikkelingen vertaalt in zinnig beleid.

Ook voor de Senaat gaan we uit van een zittingsperiode van zes jaar, waarbij om de drie jaar de helft van de Senaat vertrekt, maar wel opnieuw kan worden benoemd. De keuze om senatoren na drie jaar te vervangen is ingegeven door onze wens om een goed draagvlak te creëren in de parlementen van de lidstaten. Wij voorzien niet in verkiezingen voor de vroegtijdige vervanging van senatoren, zodat een systeem van plaatsvervangers moet worden opgenomen in het Reglement van Orde van de Senaat en in het Reglement van de Staten.

Net als bij het Huis van de burgers kunnen we nu niet vooruitlopen op het jaar waarin de eerste benoemingen in de Europese Senaat zullen plaatsvinden. Die datum zal afhangen van het tijdstip waarop de Grondwet in werking treedt. Wij denken daarom aan 2035. Wij kunnen ons voorstellen dat de benoeming van de senatoren door de nationale parlementen veronderstelt dat alle nationale wetgevende instanties in zitting zijn. De kans is echter reëel dat de geplande benoeming van de senatoren samenvalt met parlementsverkiezingen in een staat of in enkele staten. Daarom wordt voorzien in een periode van vijf maanden waarin de benoemingen van de senatoren kunnen plaatsvinden. Op die manier kunnen de Staten om de drie jaar tijdig hun Senatoren benoemen, voordat een Parlement (al dan niet voortijdig) wordt ontbonden. En zo is de continuïteit van het Europese bestuur verzekerd. Het enige nadeel, zo lijkt ons, is dat de Senatoren in geval van voortijdige ontbinding van hun nationaal Parlement enkele weken langer zullen moeten wachten om in functie te treden, maar in ieder geval op 1 juni van het jaar van hun benoeming. 

Lid 2 van afdeling 3 bevat hetzelfde verdedigingsmechanisme als afdeling 2, lid 2: het is een controle op de bekwaamheid en geschiktheid van kandidaten voor het politieke ambt van vertegenwoordiging van de staten. De Eerste Kamer maakt regels om de bekwaamheid en geschiktheid van kandidaten voor het politieke ambt van senator te toetsen. Voor een nadere toelichting op deze regel verwijzen wij naar hoofdstuk 11.

In clausule 2 wordt bepaald dat burgers uit andere delen van de wereld ten minste zeven jaar officieel in een lidstaat van de federatie moeten hebben gewoond - en dus voldoende staatsburgerschap moeten hebben - om verkiesbaar te zijn.

Artikel 3 bepaalt dat het mandaat van Senator individueel is; een Senator ontvangt geen instructies, zelfs niet van de instellingen van de Staat waaruit hij of zij afkomstig is, of die hem of haar heeft verkozen. Het mandaat is exclusief: het sluit elk ander openbaar ambt uit.

In clausule 6 is sprake van een Hof van Justitie. Dus naast het bestaande Hof van Justitie van de EU. Als alle EU-landen tot de Federatie zouden toetreden, zou het bestaande Hof van Justitie die rol van Hof van Justitie van de Federatie natuurlijk op zich kunnen nemen. Zolang er slechts een beperkt aantal landen in de Federatie is, moet er een apart Hof van Justitie komen. Dat is althans ons idee. Dit is echter een onderwerp dat wij ter overweging willen voorleggen aan de Conventie van de burgers.

Naar het voorbeeld van de Amerikaanse grondwet voorzien de clausules 6 en 7 van sectie 3 in de mogelijkheid om, naast de strafrechtelijke verantwoordelijkheid, personen aan te pakken die zich misdragen terwijl zij een officieel of politiek ambt bekleden.

Net als bij de overzeese gebiedsdelen is er de kwestie van de positie van de 79 ACS-landen, die nu onafhankelijke staten zijn maar vroeger kolonies van Europese landen waren. In Afrika, in het Caribisch gebied en in de Stille Oceaan. De Europese Unie onderhoudt met deze landen een bijzondere relatie door middel van verdragen, voornamelijk gericht op het tot stand brengen van handelsbetrekkingen die voor beide partijen voordelig (kunnen) zijn. Deze relatie staat echter steeds onder druk. Terwijl de EU - in het kader van het beleid van de Wereldhandelsorganisatie - zoveel mogelijk handelsbelemmeringen wil afschaffen, pleiten de ACP-landen veelal voor voortzetting van de bescherming. De periodieke vernieuwing van de verdragsrelatie tussen de EU en de ACS-landen lijkt deze spanningen niet te kunnen wegnemen. Integendeel. In de snel globaliserende wereld kunnen wij ons dit echter niet veroorloven. Daarom stellen wij ook op dit gebied een paradigmaverschuiving voor: de werking van de EU-ACS-verdragen bevorderen door de ACS-landen een plaats in het Congres te geven. Wat zou er op tegen zijn om zes zetels (zonder stemrecht) in de Senaat, het huis dat expliciet bedoeld is voor de belangen van staten, te geven aan twee senatoren uit de Afrikaanse ACS-groep, twee uit de Caribische groep en twee uit de groep van de Stille Oceaan? Om de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen, zouden deze twee leden per A, C en P altijd uit een vrouw en een man moeten bestaan. Hoewel zij geen stemrecht zouden hebben, zouden zij kunnen deelnemen aan de beraadslagingen in de senaatscommissie(s) die een senaatsstandpunt voorbereiden over handelsverdragen die de president wil sluiten. Dit zou een positievere dimensie geven aan de steeds meer gespannen relatie tussen de Europese Unie en die ACS-landen: die landen zouden niet langer onderhandelaars aan de andere kant van de tafel zijn, maar partners aan dezelfde kant. Het lijkt ons dat het aan de drie groepen van landen zelf is om hun vertegenwoordigers in de Europese Senaat te kiezen of te benoemen. Ook hier zou het beginsel van onverenigbaarheid van functies moeten gelden: men mag naast het lidmaatschap van de Europese Senaat geen ander openbaar ambt waar dan ook bekleden.

Het lijkt ons niet nodig dit in de Grondwet zelf op te nemen. Deze specifieke verhouding tussen de Verenigde Staten van Europa en de ACS-landen kan bij verdrag worden geregeld. Mocht iemand aanvoeren dat het ontbreken van een letterlijke passage in de Grondwet in strijd is met de Grondwet, dan kan het Hof van Justitie op grond van de uitdrukkelijke bedoeling van de Grondwet, zoals hier in de memorie van toelichting beschreven, teleologisch vaststellen dat dit wel degelijk in overeenstemming is met de Grondwet.

Als alle landen van de huidige EU toetreden tot de Federatie, zou onze Senaat dus bestaan uit 27 x 8 = 216 personen. Plus de hierboven genoemde (niet-stemgerechtigde) 3 x 2 = 6 leden uit de voormalige koloniën van Europese landen, de ACS-groep. Dit bevestigt het vermoeden van de lezer dat er in de twee Kamers van het Europees Congres geen plaats is voor staatshoofden of nationale regeringen.

Uitleg van deel 4

In afwijking van de Amerikaanse grondwet stellen wij voor dat niet elke Kamer afzonderlijk haar verkiezingen regelt, maar het Europees Congres. De reden hiervoor is de keuze om de verkiezing van de leden van het Huis van de Burgers in de gehele Federatie te laten plaatsvinden. Dat wil zeggen dat er geen volksvertegenwoordigers per staat moeten worden gekozen, maar van alle aangesloten volkeren tezamen. Op die manier is dit Huis de onbetwistbare emanatie van de verkiesbare burgers van de Federatie.

Clausule 2 is onderdeel van het Amerikaanse Amendement XX, geratificeerd in januari 1933. Clausule 3 spreekt voor zich. Na de Grondwet is het Reglement van Orde van een Huis van Afgevaardigden het belangrijkste document, omdat het de procedure van democratische besluitvorming regelt.

Toelichting bij Afdeling 5

Er zijn dus drie reglementen van orde: één voor het Europees Congres (de twee Kamers tezamen) en één voor elk van de twee Kamers. De registratie van de beraadslagingen en stemmingen impliceert de openbaarheid van deze aangelegenheden, tenzij de betrokken Vergadering besluit dat bepaalde onderwerpen gesloten moeten blijven.

Uitleg van sectie 6

Clausule 1 kan voor zichzelf spreken. Clausule 2 gaat over immuniteit die de vrije uitoefening van het mandaat moet garanderen. Elk lid van het Congres moet kunnen functioneren zonder druk van buitenaf.

 

Artikel II - Organisatie van de wetgevende macht

Sectie 1- Oprichting van het Europees Congres

  1. De wetgevende macht van de Europese Federale Unie berust bij het Europees Congres. Het bestaat uit twee Kamers: het Huis van de Burgers en het Huis van de Staten.
  2. Het Europees Congres en zijn twee Kamers vestigen zich in Brussel, tenzij de Kamers een andere verblijfplaats op het grondgebied van de Europese Federale Unie overeenkomen.

Afdeling 2 - Het Huis van de Burgers

  1. Het Huis van de Burgers bestaat uit de afgevaardigden van de burgers van de Europese Unie. Elke afgevaardigde heeft één stem. De afgevaardigden van dit Huis worden voor vijf jaar gekozen door de stemgerechtigde burgers van de Federatie, verenigd in één kiesdistrict, namelijk dat van de Europese Federale Unie. Zij zijn eenmaal achtereen herkiesbaar. De verkiezing van de afgevaardigden van het Huis der Burgers vindt altijd plaats in de maand mei, en voor het eerst in het jaar 20XX. Zij treden uiterlijk op 1 juni in functiest van het verkiezingsjaar. 
  2. De omvang van het Huis van de Burgers zal de politieke en demografische ontwikkeling van de Europese Federatie volgen, op basis van een tienjarige volkstellingscyclus. Als de Federatie niet meer dan vierhonderd miljoen inwoners telt, zal het Huis van de Burgers uit vierhonderd afgevaardigden bestaan. Wanneer de bevolking tussen vierhonderd en vijfhonderd miljoen inwoners bedraagt, zal het Huis van de Burgers uit vijfhonderd afgevaardigden bestaan, en wanneer de bevolking meer dan vijfhonderd miljoen inwoners telt, zal het uit zeshonderd afgevaardigden bestaan.
  3. Behoudens de door het Huis van de Burgers vast te stellen wet betreffende de vereisten inzake bekwaamheid en geschiktheid voor de functie van afgevaardigde namens de burgers van de Europese Federale Unie, komen in aanmerking zij die op 1 juni de leeftijd van achttien jaar hebben bereiktst van het verkiezingsjaar en gedurende ten minste zeven jaar als burger van een of meer staten van de Federatie zijn ingeschreven. De wet die de vereisten van bekwaamheid en geschiktheid regelt, regelt ook de verantwoordelijkheid van transnationale politieke partijen bij het aanvragen en verkrijgen van de vereisten door kandidaat-afgevaardigden, alsmede de rol van de burgers in dat proces.
  4. Het Huis van de Burgers organiseert eenmaal per jaar een meerdaagse bijeenkomst met burgerpanels om informatie te verzamelen over de wijze waarop de verwezenlijking van de in artikel III bedoelde gemeenschappelijke Europese belangen kan worden verbeterd. De wet bepaalt hoe de burgerpanels worden samengesteld en hoe zij zullen functioneren, met dien verstande dat burgers uit elke lidstaat aan deze panels zullen deelnemen en dat het resultaat van deze bijeenkomsten het beleid inzake de gemeenschappelijke Europese belangen zal verbeteren en versterken.
  5. De afgevaardigden van het Huis der Burgers hebben een individueel mandaat. Zij oefenen dit ambt uit zonder bindend mandaat, in het algemeen belang van de Federatie. Dit mandaat is onverenigbaar met enige andere openbare functie (geen dubbel mandaat), noch met een functie of een zodanige relatie met Europese of mondiale ondernemingen of andere organisaties dat zij de besluitvorming van de Federatie kunnen beïnvloeden.
  6. Het stemrecht bij de verkiezingen voor het Huis der Burgers komt toe aan een ieder die in de maand mei van het verkiezingsjaar de leeftijd van achttien jaar bereikt en als burger in een van de Staten van de Federatie is geregistreerd, ongeacht het aantal jaren van die registratie. Burgers van een Staat van de Federatie die legaal in een andere Staat van de Federatie verblijven, kunnen stemmen voor het Huis van de Burgers in de Staat waar zij verblijven.
  7. Het Huis der Burgers kiest zijn voorzitter, bestaande uit drie stemgerechtigde afgevaardigden van het Huis, en benoemt zijn eigen personeel.

Afdeling 3 - Het Huis der Staten

  1. Het Huis der Staten bestaat uit negen afgevaardigden per staat. Elke afgevaardigde heeft één stem. Zij worden voor een termijn van vijf jaar door de wetgever van hun staat uit zijn leden benoemd. Zij kunnen eenmaal na elkaar worden herbenoemd. De eerste benoeming van de voltallige Staten vindt plaats in de eerste vijf maanden van het jaar 20XX. Zij treden uiterlijk op 1 juni in functie.st van het jaar van hun benoeming.
  2. Behoudens door het Parlement vast te stellen regels inzake bekwaamheid en geschiktheid voor het ambt van afgevaardigde namens de staten van de Europese Unie, komen als afgevaardigde in aanmerking degenen die in het jaar van hun ambtsaanvaarding de leeftijd van vijfentwintig jaar hebben bereikt en ten minste zeven jaar als burger van een staat van de Europese Unie zijn ingeschreven.
  3. Het Huis van de Staten organiseert eenmaal per jaar een meerdaagse bijeenkomst met panels van afgevaardigden van de parlementen van de lidstaten om informatie te verzamelen over de wijze waarop de verwezenlijking van de in artikel III bedoelde gemeenschappelijke Europese belangen kan worden verbeterd. De wet bepaalt hoe deze panels worden samengesteld en hoe zij zullen functioneren, met dien verstande dat afgevaardigden van elk parlement van de lidstaten aan deze panels zullen deelnemen en dat het resultaat van deze vergaderingen de gemeenschappelijke Europese belangen zal verbeteren en versterken.
  4. De afgevaardigden van de Staten hebben een individueel en niet-bindend mandaat dat wordt uitgeoefend in het algemeen belang van de Federatie. Dit mandaat is onverenigbaar met enige andere publieke functie, met inbegrip van een onverenigbaar lidmaatschap van het parlement dat hen als afgevaardigden van het Huis van de Staten heeft benoemd (geen dubbel mandaat), noch met een functie of een zodanige relatie met Europese of mondiale ondernemingen of andere organisaties dat de besluitvorming van de Federatie erdoor kan worden beïnvloed.
  5. De vice-voorzitter van de Europese Federale Unie zit het Huis van de Staten voor. Hij of zij heeft geen stemrecht, tenzij de stemmen staken. 
  6. Het Huis van de Staten kiest een voorzitter pro tempore die bij afwezigheid van de ondervoorzitter, of wanneer deze waarnemend voorzitter is, de vergaderingen van het Huis leidt. Het Huis benoemt zijn eigen personeel.
  7. Het Huis van de Staten heeft de exclusieve bevoegdheid om afzettingen voor te zitten. Indien de president van de Europese Unie, de vice-president van de Europese Unie of een afgevaardigde van het Congres wordt aangeklaagd, wordt de Statencommissie voorgezeten door de opperrechter van het Hof van Justitie. Indien een afgevaardigde van dat Hof wordt aangeklaagd, zit de voorzitter van de Staten-Generaal de Staten-Generaal voor. Niemand wordt veroordeeld zonder een tweederde meerderheid van de aanwezige afgevaardigden.
  8. De veroordeling wegens laster gaat niet verder dan de ontzetting uit het ambt en de onbevoegdheid tot het bekleden van een ambt van eer, van vertrouwen of van een bezoldigd ambt binnen de Europese Federale Unie. De veroordeelde is niettemin aansprakelijk en wordt onderworpen aan de vervolging, het proces, het vonnis en de straf volgens de wet.

Afdeling 4 - Het Europees Congres

  1. Het Europees Congres is de bijeenkomst van het Huis van de Burgers en het Huis van de Staten in gemeenschappelijke vergadering en wordt voorgezeten door de voorzitter van het Huis van de Burgers.
  2. Het tijdstip, de plaats en de wijze van verkiezing van de afgevaardigden van het Huis van de Burgers en van de aanwijzing van de afgevaardigden van het Huis van de Staten worden vastgesteld door het Europees Congres.
  3. Het Europees Congres komt ten minste eenmaal per jaar bijeen. Deze bijeenkomst begint op de derde dag van januari, tenzij het Congres bij wet een andere dag vaststelt.
  4. Het Europees Congres stelt een reglement van orde vast voor zijn manier van werken.

Afdeling 5 - Reglement van orde van beide Kamers

  1. Elke Kamer stelt bij meerderheid van haar afgevaardigden een Reglement van Orde vast voor haar specifieke bevoegdheidsgebieden. Daarin wordt geregeld voor welke onderwerpen een quorum vereist is, welke quorums worden toegepast, welke meerderheid vereist is tenzij in de grondwet anders is bepaald, hoe de aanwezigheid van de afgevaardigden kan worden afgedwongen, welke sancties kunnen worden opgelegd in geval van systematische afwezigheid, welke bevoegdheden de voorzitter heeft om de orde te herstellen en hoe de handelingen van de vergaderingen en de getelde stemmen worden geregistreerd.
  2. Het reglement van orde regelt de bestraffing van afgevaardigden van het Huis in geval van wanordelijk gedrag, met inbegrip van de bevoegdheid van het Huis om de afgevaardigde met een tweederde meerderheid definitief te royeren.
  3. Tijdens de zittingen van het Europees Congres mag geen der Kamers zonder toestemming van de andere Kamer voor langer dan drie dagen worden geschorst, noch mag zij haar zetel verplaatsen. 

Afdeling 6 - Vergoeding en immuniteit van gedelegeerden van het Congres

  1. De afgevaardigden van beide Kamers ontvangen voor hun werk een bij wet vastgestelde bezoldiging, te betalen door de schatkist van de Europese Unie.
  2. De regeling van de immuniteiten van beide Kamers wordt vastgesteld op het niveau van de Europese Unie. De afgevaardigden van beide Kamers zijn in alle gevallen, behalve bij verraad, misdrijf en verstoring van de openbare orde, vrijgesteld van aanhouding tijdens het bijwonen van de zittingen van hun respectieve Kamer en bij het zich begeven naar en het terugkeren uit die Kamer. Voor toespraken of debatten in een van beide Kamers mogen zij op geen enkele andere plaats worden ondervraagd.

Afdeling 7 - Het Federale Hof van Justitie, de Federale Centrale Bank en de Federale Rekenkamer

Het Europees Congres stelt bij wet het Federale Hof van Justitie, de Federale Centrale Bank en de Federale Rekenkamer in en regelt hun bevoegdheden. 

Toelichting bij artikel II

Uitleg van deel 1

Clausule 1 impliceert dat het Europese Congres dezelfde positie heeft als het Amerikaanse Congres: de vergadering van beide Huizen tegelijk. Alleen het Congres heeft wetgevende macht. Maar er zijn enkele nuances bij dit beginsel. De president heeft een soort afgeleide wetgevende macht in de vorm van "Presidential Executive Orders". Dit zijn regelingen van een lagere orde dan de formele wetgevende macht van clausule 1. Bovendien moeten deze Executive Orders te herleiden zijn tot die wetgeving van het Congres. Een andere nuance is dat het Amerikaanse Hooggerechtshof meermaals heeft geoordeeld dat het Congres wetgevende macht kan delegeren aan federale agentschappen. 

In Clausule 2kiezen wij voor Brussel als zetel van de beide kamers van het Europees Congres, maar met het voorbehoud dat het Europees Congres kan besluiten een andere locatie te kiezen. De reden hiervoor is dat het onzeker is of België tot de eerste leden van de Europese Federale Unie zal behoren. En in ieder geval moet het Europees Congres de bevoegdheid hebben om een andere locatie binnen het federale grondgebied te kiezen.

Er zijn maar weinig grondwetten waarin de plaats van samenkomst is vastgelegd zonder een mogelijkheid voor de assemblee om zich binnen het land te verplaatsen, zelfs als zij een hoofdstad vermelden. De Zweedse grondwet noemt bijvoorbeeld Stockholm als hoofdstad, maar biedt het parlement de mogelijkheid te besluiten zich elders te vestigen. De federale regering van de VS zetelt in Washington, DC, op grond van de Residence Act van 1790, niet op grond van de grondwet.

Het Congres zou bij zijn samenstelling vrij over dergelijke zaken moeten beslissen. De afgevaardigden van de volkeren zouden het zelfs gepast kunnen vinden om de overgang naar een nieuw paradigma van de Europese geschiedenis te markeren door de zetel van het Europees Congres naar een nieuwe plaats te verplaatsen. Zoals Brasilia in Brazilië, of het plan van Indonesië om de hoofdstad te verplaatsen van Java naar het eiland Kalimantan, zou men zich zelfs een toekomstige nieuwe administratieve hoofdstad kunnen voorstellen, geografisch gelegen in het centrum van ons continent, met de naam "Europa", ontleend aan de Griekse mythologie over prinses Europa en gesymboliseerd door een standbeeld van deze prinses?

Uitleg van deel 2

In Clausule 1 we volgen niet de Amerikaanse grondwet. Ten eerste onze keuze voor één kiesdistrict voor de hele Federatie; geen verkiezingen voor het Huis van de Burgers per staat, zoals in Amerika en ook in de EU het geval is. Deze grondwet kiest voor stemmen voor de hele federatie: één kiesdistrict voor de landen die tot het grondgebied van de federatie behoren. Een Slowaak zal dus kunnen stemmen voor een Belg, een Ier, een Cyprioot, een Spanjaard, een Nederlander, enzovoort. Deze ene federale kieskring zal aanleiding geven tot transnationale politieke partijen. Alleen door één kiesdistrict voor de Europese Federale Unie kan een directe - verbindende - relatie tot stand worden gebracht tussen de burgers en hun afgevaardigden. De afgevaardigden van het Huis van de Burgers vertegenwoordigen dus de Europese belangen van de burgers, niet de staats- of districtbelangen van de burgers. 

Het voornaamste bezwaar van de Amerikanen tegen een enkel Amerikaans kiesdistrict (in plaats van hun huidige systeem van kiesmannen per district/staat) is gebaseerd op de vrees dat de bevolking van de dichtstbevolkte steden en gebieden meer invloed zou krijgen dan de inwoners van plattelandsgebieden. Hoewel wij begrijpen waarom en hoe in de eerste jaren van de Amerikaanse grondwet een kiesstelsel per district/staat is ontworpen, moet dit worden gezien als een eersteklas methodologische fout. Een fout in die zin dat de essentie van een federale staat - namelijk het behartigen van gemeenschappelijke belangen die de staatsbelangen overstijgen - niet kan worden vertegenwoordigd door een kiesstelsel dat gebaseerd is op lokale, regionale en staatsbelangen. Dergelijke belangen behoren tot de bevoegdheden van de staten en hun onderdelen. Een federatie is er alleen om gemeenschappelijke belangen te behartigen die niet (meer) door de afzonderlijke staten kunnen worden behartigd.

De toenmalige keuze resulteerde in het zwakste element van het Amerikaanse politieke systeem. Verkiezingen op basis van districten leidden de facto tot een tweepartijenstelsel. In de praktijk betekende dit dat de kiezers van de verliezer niet vertegenwoordigd waren. Het adagium 'the winner takes all' leidde tot een ongekende machtsstrijd waarbij beide partijen niet schroomden - en nog steeds niet - om elk middel te gebruiken om de macht te krijgen en te behouden. Tijdens het Trump-tijdperk bereikte dit een dieptepunt. Na het presidentschap van Trump hebben talloze door de Republikeinen gecontroleerde staten wetten aangenomen die de mogelijkheden van de andere partij om via verkiezingen aan de macht te komen verder belemmeren. Waaronder maatregelen om bepaalde bevolkingsgroepen, met name mensen van kleur, te verhinderen - of het heel moeilijk te maken - om een stem uit te brengen. Dit wordt ondersteund door Gerrymandering; dat is het periodiek aanpassen van de grenzen van districten op zo'n manier dat electorale winst wordt gegarandeerd voor de partij die toestemming heeft gekregen om de grenzen aan te passen. Dit proces wordt verder aangedreven door PAC's: Political Action Committees die met vele miljoenen de verkiezingscampagne beïnvloeden ten gunste van één van de twee partijen.

Er zij op gewezen dat ook in Amerika het verderfelijke karakter van dit systeem reeds lang wordt erkend. Sinds 1800 zijn in het Congres meer dan 700 voorstellen ingediend om dit systeem te hervormen of af te schaffen.Het wijzigen van de Grondwet op deze manier is echter altijd mislukt. Toch hebben vanaf juni 2021 vijftien staten plus het District of Columbia (Washington) het National Popular Vote Interstate Compact gesmeed. Zij kwamen overeen om al hun populaire stemmen te geven aan de presidentskandidaat die de totale popular vote wint in de vijftig staten en het D.C. Deze overeenkomst treedt in werking wanneer zij een absolute meerderheid van stemmen (270) verzamelen in het Electoral College. Dit plan stuit natuurlijk op juridische bezwaren en zal zich bij de volgende verkiezingen moeten bewijzen. Het is echter een belangrijk signaal voor Europa om nooit dezelfde methodologische fout te maken door federale verkiezingen te baseren op een districtenstelsel. Hoe het Britse districtenstelsel met de dominantie van één partij tot Brexit heeft kunnen leiden, zegt genoeg. 

Een dergelijk systeem is een fundamentele fout gezien vanuit de essentie van een federale organisatie. De burgers aan de basis van de samenleving stemmen voor lokale, regionale en nationale belangen in hun eigen lokale, regionale of nationale verkiezingen. Dus op basis van hun eigen systemen. Een federaal Europa mag zich daar niet mee bemoeien. Bij federale verkiezingen gaat het om Europese belangen. De afgevaardigden van het Huis der Burgers zijn geen afgevaardigden van een district, noch van een staat, maar van de Europese burgers. Dat vereist een kiesstelsel dat daar geschikt voor is. Een systeem dat het mogelijk maakt dat de burgers aan de basis van de samenleving begrijpen dat zij inhoud moeten geven aan een kleine, limitatieve en uitputtende lijst van gemeenschappelijke Europese belangen. Dit leidt tot een fundamentele afwijzing van districts- en deelstaatverkiezingen en de invoering van een systeem van volksstemming voor het grondgebied van de gehele federatie. 

Dit is nieuw en daarom moeilijk uit te voeren. Maar dat is de taak waarvoor wij staan.

Het is vooral moeilijk voor transnationale politieke partijen. Er zijn al enkele van dergelijke partijen, maar het EU-systeem dwingt hen om zich te profileren binnen de staat waar zij als politieke partij zijn geregistreerd. Dat wil zeggen dat hun kieslijsten voor functies binnen de staat of voor het Europees Parlement alleen personen uit de betrokken staat mogen bevatten. Dat zij in verschillende staten zijn geregistreerd, maakt hen nog niet transnationaal. Zij worden pas transnationaal wanneer zij kandidaten - die hun waarden of ideologie aanhangen - voor het Huis van de Burgers uit om het even welke lidstaat van de federatie mogen voordragen.

In een federaal Europa dat gebaseerd is op volksstemming binnen één kiesdistrict - het grondgebied van de federatie - zullen de politieke partijen zichzelf opnieuw moeten uitvinden. Net zoals een federaal Europa fundamenteel afscheid neemt van een op verdragen gebaseerd Europa, zo zullen transnationale politieke partijen volledig nieuwe methoden en technieken moeten bedenken om de beste kandidaten op de verkiezingslijsten te zetten en ervoor te zorgen dat federale verkiezingen over Europese belangen gaan, die door de burgers volledig worden begrepen en gesteund. Met behoud van hun eigen lokale, regionale en nationale culturele identiteit moet dit de burgers helpen om langzaam ook een Europees saamhorigheidsgevoel te krijgen. 

Het kiesstelsel van deze grondwet is dus gebaseerd op het zogenaamde lijstenstelsel: (a) elke transnationale politieke partij deponeert een lijst waarop de verkiesbare personen zijn gerangschikt, (b) de kiezers stemmen op de lijst van hun keuze en dus tegelijkertijd op een persoon. De kiesdeler bepaalt hoeveel stemmen een kandidaat nodig heeft om een zetel te winnen. Voorbeeld van een kiesdeler: als er tien miljoen geldige stemmen worden uitgebracht voor honderd zetels, is de kiesdeler 10.000.000:100 = 100.000 stemmen. Dit aantal stemmen is nodig voor één zetel; dit is de kiesdeler.

De politieke partijen bepalen zelf wie er op de kieslijst komt. Of er sprake is van een (on)evenwichtige vertegenwoordiging van de staten in het Huis van de Burgers van de Europese Unie hangt af van de wijze waarop de politieke partijen hun kieslijsten samenstellen. De politieke partijen kunnen voorkomen dat kleine lidstaten van de Europese Unie geen of zeer weinig afgevaardigden in het Huis van de Burgers hebben. Zij moeten goede kandidaten uit dergelijke staten op verkiesbare plaatsen zetten.

In Amerika zitten de afgevaardigden van het Huis van Afgevaardigden slechts twee jaar. Waarom kiezen we voor vijf jaar voor het Europese Huis van de Burgers? De reden is: het al jaren bekritiseerde democratisch tekort van de Europese Unie kan alleen worden gecompenseerd door de afgevaardigden van de burgers een centrale rol te geven. De EU-staten, met hun nationalistisch gedreven intergouvernementele belangen, hebben de vertegenwoordiging van de burgers te lang van haar bevoegdheden beroofd. 

Bovendien vinden wij het niet juist om de afgevaardigden van het Huis der Burgers om de twee jaar op verkiezingstournee te sturen. Als zij zich net gevestigd hebben, zouden zij er weer op uit moeten om hun volgende verkiezing veilig te stellen. In de Europese Federale Unie kunnen zij het grootste deel van de vijf jaar besteden aan het behartigen van de gemeenschappelijke Europese belangen van de burgers, in plaats van aan hun herverkiezing. Wij willen het aantal termijnen beperken tot twee. Dus maximaal tien jaar in het Huis der Burgers. Op die manier kunnen we voorkomen dat de kwaliteit van het werk van de vertegenwoordiging achteruitgaat door machtsconcentratie, luiheid of te grote invloed van lobbyisten.

Clausule 2 introduceert het concept van "dynamic sizing". De bevolking van de Federatie zal lange tijd fluctueren. Daarom is het niet verstandig om het aantal afgevaardigden in het Huis der Burgers vast te leggen. Het aantal afgevaardigden van dat Huis moet zoveel mogelijk in evenwicht zijn met de omvang van het volk. Die omvang zal fluctueren met de verwachte groei van het aantal lidstaten (een politieke kwestie); zij kan afnemen door structurele krimp van de bevolking of toenemen door een instroom van immigranten (een demografische kwestie). Daarom moet een duidelijke en beheersbare regeling worden getroffen tussen bevolkingsschommelingen enerzijds en een overeenkomstige omvang van de vertegenwoordiging anderzijds. Duidelijk, door met cijfers die relatie aan te geven. Beheersbaar, door te werken met een volkstellingscyclus van tien jaar. Op die manier hoeft de grondwet niet te worden aangepast als de omvang van de bevolking van de federatie schommelt.

In Clausule 3 voeren we een andere revolutionaire regel in. Hoewel politieke partijen vrij zijn om de kandidaten te kiezen die zij verkiesbaar willen stellen, breidt clausule 3 het systeem van checks and balances uit door de vereisten voor het verkrijgen van een politiek ambt te regelen. Controles en tegenwichten zijn het krachtigste verdedigingsmechanisme tegen ondemocratisch bestuur. Maar op het punt van verkiesbaarheid wordt niet gecontroleerd of een kandidaat over de juiste bekwaamheid en geschiktheid beschikt om het belangrijkste politieke ambt in de Federatie uit te oefenen: het vertegenwoordigen van de burgers. De burgers willen vertegenwoordigd worden door bekwame en geschikte personen. We kunnen de selectie van kandidaten niet volledig overlaten aan de politieke partijen, omdat zij altijd hun macht zullen maximaliseren in de strijd voor de politieke waarden die zij koesteren. Als er ergens in het constitutionele en institutionele systeem een plaats moet worden gereserveerd voor de burgers om invloed uit te oefenen, dan is het wel vooraan bij de deur waar afgevaardigden het Huis van de Burgers willen betreden.

Daarom bepaalt clausule 3 dat het Huis van de Burgers regels vaststelt inzake de bekwaamheid en geschiktheid van kandidaten voor het lidmaatschap van dat Huis. Dit is een opdracht voor transnationale politieke partijen om kandidaten op de kieslijst te plaatsen die grondig vertrouwd zijn met de grondbeginselen van het politieke ambt, het belangrijkste ambt ter wereld. Deze taak voor transnationale politieke partijen - in hun rol van poortwachter - vereist dus een totale verandering in mentaliteit, selectie en opleiding van de kandidaten die nodig worden geacht voor dat politieke ambt. De wet regelt ook de rol en de positie van de burger in dat proces.

Clausule 3 bepaalt verder dat in aanmerking komen zij die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en ten minste zeven jaar als burger van een staat van de federatie zijn ingeschreven. Men kan zich natuurlijk afvragen of dat niet te jong is voor een politieke functie van dat gewicht. Maar hetzelfde kan gezegd worden van iemand die veertig jaar of ouder is. Het is een principekwestie. Als men achttien jaar oud genoeg vindt om in het leger te worden gerekruteerd en uitgezonden om het land te beschermen, zelfs met het mandaat om te schieten, dan moet die leeftijd ook goed genoeg zijn om verkiesbaar te zijn. Door de lat op vijfentwintig jaar te leggen, worden jonge kiezers rechteloos en kunnen zij geen leeftijdsgenoten kiezen die gekwalificeerd, competent en een groot talent/toekomstige leider zouden kunnen zijn. Wij zouden een aanzienlijk percentage van de Europese burgers uitsluiten, burgers waarvan men kan stellen dat zij het grootste belang hebben bij het best mogelijke langetermijnbeleid voor het toekomstige beheer van de planeet.

Het eerder genoemde lijstenstelsel is ook bij uitstek geschikt om de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen. Als elke politieke partij haar kandidatenlijst opstelt in de wisselende verhouding man-vrouw, zal de samenstelling van het Huis van de Burgers per definitie de verhouding 50% vrouw-man benaderen.

De grondwet voorziet niet in tussentijdse verkiezingen voor afgevaardigden van de Kamer die hun ambt voortijdig neerleggen. Wij stellen voor in het lijstenstelsel een systeem van afgevaardigden op te nemen.

Dan is er nog de vraag: "Hoe kan een Duitser weten of hij op een Luxemburger of op een Cyprioot moet stemmen? Dat is een non-issue. Hij hoeft het niet te weten, want het Europees Congres gaat niet over Duitse of andere nationale belangen, maar over Europese. Hij hoeft alleen maar vertrouwen te hebben in de transnationale politieke partij van zijn keuze. En dus het vertrouwen dat die partij de beste kandidaten, goed verdeeld over de hele federatie, op verkiesbare plaatsen op de lijst zal zetten. 

Clausule 4 introduceert een andere vorm van invloed van de burgers door de verplichting van het Huis van Burgers om jaarlijks meerdaagse burgerpanels te organiseren. Deze zijn bedoeld om systematisch de standpunten van deskundigenpanels te verzamelen over hoe de wetgeving van het Huis moet worden verbeterd om het in artikel III bedoelde beleid inzake de gemeenschappelijke Europese belangen te versterken. De samenstelling en de werkmethoden van deze panels worden bij wet vastgesteld.

Met deze clausule introduceren wij, naast elementen van de klassieke representatieve democratie en directe democratie, ook elementen van de deliberatieve democratie. Het vermogen om met elkaar in dialoog te treden is een noodzakelijke voorwaarde om tot goede besluitvorming te komen, dat wil zeggen een proces van besluitvorming na raadpleging van de burgers, na een uitwisseling van argumenten in de politieke arena, waarbij de beste argumenten prevaleren, getoetst aan het algemeen belang en waarbij de naleving van de besluiten/wetten door de burgers gewaarborgd is omdat er draagvlak is in de samenleving. 

Wanneer het instrument van het referendum wordt gebruikt, stuiten we op de volgende problemen:

Burgers kunnen hun voorkeuren kenbaar maken:

1. zonder een dialoog met andere burgers aan te gaan;

2. zonder de voor- en nadelen in het kader van het algemeen belang te hoeven afwegen; zij kunnen hun eigen belang laten prevaleren;

3. zonder argumenten aan te voeren om hun keuze te ondersteunen;

4. zonder de wereld te hoeven vertellen welke keuze ze hebben gemaakt;

5. zonder aan iemand verantwoording schuldig te zijn.

Leg dat eens naast de situatie waarin een politicus moet opereren. Hij moet binnen de parlementaire setting in debat gaan met collega-politici; in dat debat gaat het om het uitwisselen van argumenten. Daarna neemt de politicus een standpunt in, waarbij hij verplicht is het algemeen belang voor ogen te houden. Dat gebeurt in het openbaar, zodat de kiezer er kennis van kan nemen, de politicus kan aanspreken en er rekening mee kan houden bij zijn stemkeuze voor de volgende verkiezingsronde.

In die zin is directe democratie niet het exclusieve domein van de politiek: deliberatieve democratie, georganiseerd volgens de normen gebaseerd op Jürgen Habermas' Theory of Communicative Action kan een sterke verbinding worden tussen burgers en vertegenwoordigers. Er moet een machtsvrije ruimte worden gecreëerd waarin de deelnemers volledig vrij zijn om uitspraken te doen. Deze uitspraken kunnen op drie niveaus worden bekritiseerd: is het feitelijk waar, is het normatief correct en is de uitspraak waarheidsgetrouw?

Voor dergelijke deliberatieve sessies worden burgers uitgenodigd die met verstand en gevoel uitspraken kunnen doen over de problematische werkelijkheid. In deze fase komt de politiek niet tussenbeide; zij is slechts organisator en toeschouwer.

De volgende stap - beleidsvorming - is de beurt aan de wetgever, die wordt vervuld door de democratisch gekozen volksvertegenwoordiging.

Het is dan aan de overheid om de wet- en regelgeving uit te voeren. Het is belangrijk dat de regels die meestal leiden tot beperking van de vrijheid van burgers worden nageleefd. De kwaliteit van de eerste stap in het beleidsproces en de kwaliteit van de volksvertegenwoordiging bepalen de mate waarin de regels worden nageleefd.

Ten slotte waarborgt de juridische toets de rechtsbescherming van de burgers ten aanzien van het overheidsoptreden. De belangen van de burgers binnen de Federatie moeten worden behartigd door de in de Grondwet verankerde democratische methode van overleg. 

In Clausule 5 van deze afdeling 2 is, net als in de Amerikaanse en de Zwitserse grondwet, uitdrukkelijk bepaald dat de afgevaardigden van het Huis van de Burgers een mandaat uitoefenen om alleen aan die Europese burgers verantwoording af te leggen. Hun mandaat is ook exclusief - dat wil zeggen dat zij geen andere openbare functie, ambt of mandaat mogen uitoefenen, op geen enkel bestuursniveau; zo voorkomen wij belangenconflicten en machtsconcentratie. Dus geen dubbele mandaten, noch een positie of een zodanige relatie met Europese of mondiale ondernemingen of NGO's dat zij de besluitvorming van de Federatie kunnen beïnvloeden.

Clausule 6 behoeft geen verdere uitleg.

Clausule 7 wordt als volgt uitgelegd. Een dergelijke machtspositie - het voorzitterschap van het Parlement - mag niet in handen zijn van één persoon. Noch in een economisch-financiële democratie, noch in een sociaal-culturele sociocratie, noch in een juridisch-morele meritocratie. Macht corrumpeert, en veel macht corrumpeert veel; het is niet onmogelijk om een college van drie personen te corrumperen, maar het is veel gemakkelijker om erachter te komen!


Vertegenwoordiging Landen en gebieden overzee (voormalige koloniën)

Er is nog een belangrijk aspect dat moet worden behandeld. In het kader van de vertegenwoordiging moet aandacht worden besteed aan de positie van gebieden die, na de afschaffing van de koloniale status, nog steeds een juridische band met de voormalige kolonisator onderhouden. Laten we eerst de situatie in de VS bekijken.

Naast de 435 stemgerechtigde afgevaardigden van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden zijn er zes niet-stemgerechtigde afgevaardigden uit het District of Columbia (= D.C. met de federale hoofdstad Washington), Guam, de Maagdeneilanden, Amerikaans Samoa, het Gemenebest van de Noordelijke Marianen, en een inwonende commissaris uit Puerto Rico. De Europese Federale Unie neemt het volgende standpunt in.

Brussel - of een andere locatie van het Europees Congres - is de constitutionele hoofdstad van de Europese Federale Unie, maar niet, zoals Washington in het District of Columbia, een grondgebied met een eigen constitutionele status die een (niet-stemgerechtigd) lidmaatschap van het Huis van de Burgers rechtvaardigt. Daarom geen aparte zetel voor "Brussel" in het Europees Parlement.

Een andere vraag is welke status de zogenaamde landen en gebieden overzee moeten hebben, die juridisch verbonden zijn met een lidstaat van de Federatie: Frankrijk, Nederland en Denemarken. Hun geassocieerd lidmaatschap van de Europese Unie lijkt sterk op dat van de zes bovengenoemde gebieden die afgevaardigden zonder stemrecht zijn van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden. Wij bevelen daarom aan dat deze overzeese gebieden ook een dergelijke status in het Huis van de Burgers krijgen: lidmaatschap zonder stemrecht. Dan blijft natuurlijk de vraag: hoeveel afgevaardigden per gebied en wie kiest of benoemt ze? Dit kan op een eenvoudige manier worden geregeld: de betrokken Lid-Staat organiseert een verkiezing voor één niet-stemgerechtigde afgevaardigde van het Europees Huis van de Burger in het betrokken gebied. Ook hier zou het beginsel van onverenigbaarheid van functies moeten gelden. Men kan geen afgevaardigde van het Europees Huis van de Burger zijn en een openbaar ambt in zijn eigen kiesdistrict bekleden. 

In een notendop komt het kiesstelsel van deze grondwet neer op de volgende punten: 

  • De federatie van de Europese Federale Unie kent algemeen kiesrecht, volksstemming, met zetelverdeling op basis van evenredige vertegenwoordiging. 
  • Iedereen die in een lidstaat van de Europese Federale Unie is geregistreerd en de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, heeft stemrecht bij de periodieke verkiezingen voor het Huis van de Burgers. 
  • Kiezers die in meer dan één lidstaat zijn geregistreerd, bijvoorbeeld migrerende werknemers of studenten (afkomstig uit lidstaat A maar werkend of studerend in lidstaat B), ontvangen slechts één stem.  
  • Het kiesdistrict is het gehele grondgebied van de Europese Unie. Geen verkiezingen per lidstaat, noch per district. Dus alleen de volksstemming geldt voor het hele kiesdistrict van de Europese Federale Unie.
  • Gewetensvolle transnationale politieke partijen plaatsen kandidaten op kieslijsten en zorgen voor een gelijke verdeling tussen mannen en vrouwen op die lijsten; zij zorgen ook voor kandidaten uit alle lidstaten, zodat een kiezer uit de ene lidstaat kan stemmen op een kandidaat uit om het even welke andere lidstaat.
  • Na de verkiezingen wordt aan de hand van het totale aantal stemmen bepaald welke kandidaat een zetel in het Huis van de Burgers heeft behaald. Een zetel wordt bepaald door het totaal aantal uitgebrachte stemmen te delen door het aantal zetels in het Huis van de Burgers. Het aantal keren dat een politieke partij dat aantal haalt, bepaalt dus het aantal zetels voor die partij. De zetels die overblijven worden restzetels genoemd. Zij worden evenredig over de politieke partijen verdeeld.  

Uitleg van deel 3

Het is een bewuste keuze om in paragraaf 3 het Huis der Staten niet de naam "Senaat" te geven. Deze woordkeuze heeft te maken met het belang om steeds te wijzen op de kracht van de Grondwet door het systeem van checks and balances: het evenwicht tussen het behartigen van de belangen van de Burgers - onder verantwoordelijkheid van het Huis der Burgers - versus het behartigen van de belangen van de Staten, onder verantwoordelijkheid van het Huis der Staten. De afgevaardigden van het Huis der Staten heten geen 'senatoren' omdat dit woord is afgeleid van het Latijnse 'senex'. Dat betekent 'oude man'. Aangezien zij - mannen en vrouwen - verkiesbaar zijn vanaf 30 jaar, achten wij de term 'senator' niet meer passend.

De Amerikaanse grondwet is in 1787 opgesteld en in 1789 in werking getreden. Volgens die tekst werden Senatoren gekozen door de wetgevende macht van de Staten. Niet gekozen door de burgers. Dit werd in 1913 veranderd door Amendement XVII. Vanaf dat moment wordt de Senaat van de VS samengesteld door de kiezers van de Staten. We vragen ons af of dat een goed amendement is. Het was, en is nog steeds, de bedoeling dat het Huis van Afgevaardigden de belangen van het Volk vertegenwoordigt en dat de Senaat de belangen van de Staten vertegenwoordigt. Dit is een wezenlijk kenmerk van het federale stelsel: de federatie wordt gevormd door de Burgers en de Staten. Daarom wordt hun vertegenwoordiging afzonderlijk van elkaar geregeld, vanuit twee afzonderlijke bronnen: de ene vanuit de Burgers en de andere vanuit de Staten. Dit maakt ook deel uit van de "checks and balances". 

Om te voorkomen dat een federaal Europees Congres alle macht in handen van de burgers legt en de belangen van de staten onderwaardeert, kiezen wij daarom voor het systeem waarbij de afgevaardigden van het Huis van de Staten worden benoemd door en uit de wetgevende lichamen van de lidstaten. Negen afgevaardigden per Staat, niet twee zoals in de Verenigde Staten. Om de volgende redenen.

Wij opteren voor een groter aantal afgevaardigden per Staat om ervoor te zorgen dat elke Staat van de Europese Federatie voldoende vertegenwoordigd is in het federale Huis van de Staten, hoe klein en dunbevolkt een Staat ook is. Door elke Staat van de Federatie negen afgevaardigden in het Huis van de Staten toe te wijzen, is elke Staat verzekerd van voldoende vertegenwoordiging om effectief deel te nemen aan de federale besluitvorming. Bovendien kan dit cijfer een stimulans zijn voor de kleinste staten van Europa, met een bevolking van hooguit enkele miljoenen, om toe te treden tot de Federatie. Het Verdrag van Lissabon garandeert hun nu vijf tot acht zetels in het Europees Parlement. Door toe te treden tot een Europese Federale Unie zijn zij verzekerd van negen zetels in het Congres - dat wil zeggen, in het Huis van de Staten - zelfs als geen van deze kleinste staten een zetel zou winnen bij de verkiezingen voor het Huis van de Burgers. Dat kleine lidstaten in een federaal congres ook afgevaardigden in het Huis van de Burgers hebben, is een zaak en taak voor transnationale politieke partijen, die hun kieslijsten zo moeten inrichten dat ook Luxemburg, Cyprus, Malta en andere kleine staten - als zij tot de federatie zijn toegetreden - vertegenwoordigd zijn. 

De vraag kan rijzen: waarom kiezen we niet voor meer dan negen? Of minder? De reden voor niet meer dan negen is dat daarmee het gevaar van specialisatie opdoemt. Specialisten zullen zeker te vinden zijn in het Huis van de Burgers. Dat is voldoende. Het Huis van de Staten bestaat wat ons betreft uit generalisten, wijze mensen met ruime ervaring in de manier waarop een staat sociaal-culturele ontwikkelingen vertaalt in zinnig beleid. De reden voor niet minder dan negen is de garantie die kleine lidstaten moeten hebben dat zij voldoende tegenwicht kunnen bieden aan het Huis van de Burgers dat door zijn verkiezing op basis van één kiesdistrict volledig losstaat van het beoordelen van de belangen van staten, laat staan van belangen van districten, omdat het gekozen is om de overkoepelende belangen van Europa te behartigen.

Voor het Huis van de Staten gaan wij uit van een ambtstermijn van vijf jaar, dezelfde als voor het Huis van de Burgers. Wij wijken af van de Amerikaanse grondwet met zijn tussentijdse verkiezingen van het Huis van de Burgers, omdat wij willen voorkomen dat er permanent verkiezingscampagnes worden gevoerd; ook wijken wij af van de Amerikaanse grondwet wat betreft de benoeming van de afgevaardigden van het Huis van de Staten: een vaste termijn van vijf jaar en geen aftreden van de helft van de afgevaardigden van het Huis na drie jaar. Wij voorzien niet in verkiezingen voor de vervroegde vervanging van gedeputeerden, zodat een systeem van gedeputeerden moet worden opgenomen in het Reglement van Orde van de Kamer en in het Reglement van de Staten.

Net als bij het Huis van de Burgers kunnen we nu niet vooruitlopen op het jaar waarin de eerste benoemingen in het Europese Huis van de Staten zullen plaatsvinden. De datum zal afhangen van de inwerkingtreding van de Grondwet. Wij kunnen ons voorstellen dat de benoeming van de afgevaardigden van het Huis door de Statenparlementen veronderstelt dat alle nationale wetgevende machten in zitting zijn. Er bestaat echter een reële mogelijkheid dat de geplande benoeming van de afgevaardigden samenvalt met parlementsverkiezingen in een staat of in enkele staten. Daarom voorzien wij in een periode van vijf maanden waarin de benoemingen van gedelegeerden kunnen plaatsvinden. Op die manier kunnen de staten om de vijf jaar tijdig hun afgevaardigden benoemen, voordat een parlement wordt ontbonden. En zo is de continuïteit van het Europees bestuur gewaarborgd. Het enige nadeel, zo lijkt ons, is dat in geval van voortijdige ontbinding van hun nationale parlement, de gedelegeerden enkele weken extra moeten wachten om in functie te treden, maar in ieder geval op 1 juni van het jaar van benoeming. 

Clausule 2 van afdeling 3 bevat hetzelfde verdedigingsmechanisme als in afdeling 2. Het is een controle op de bekwaamheid en geschiktheid van kandidaten voor het politieke ambt van gedeputeerde. De Kamer van de Staten maakt regels om de bekwaamheid en geschiktheid van kandidaten voor het politieke ambt van gedeputeerde te toetsen. 

Clausule 2 bepaalt verder dat burgers uit andere delen van de wereld ten minste zeven jaar officieel in een lidstaat van de federatie moeten hebben gewoond - en dus voldoende staatsburgerschap moeten hebben - om op vijfentwintigjarige leeftijd verkiesbaar te zijn als afgevaardigde in de Statenkamer.

Clausule 3 is het deliberatieve equivalent van clausule 4 van afdeling 2: het Huis van de Staten organiseert eenmaal per jaar een meerdaagse bijeenkomst met panels van afgevaardigden van de parlementen van de lidstaten om informatie te verzamelen over de wijze waarop de verwezenlijking van de in artikel III bedoelde gemeenschappelijke Europese belangen kan worden verbeterd. De wet bepaalt de samenstelling en de werkwijze van deze panels, met dien verstande dat afgevaardigden van elk parlement van de lidstaten aan deze panels deelnemen en dat het resultaat van deze vergaderingen de gemeenschappelijke Europese belangen zal verbeteren en versterken.

Clausule 4 bepaalt dat het mandaat van een afgevaardigde van het Huis der Staten individueel is; een afgevaardigde ontvangt geen instructies, zelfs niet van de instellingen van de Staat waaruit hij of zij afkomstig is of die hem of haar heeft gekozen. Het mandaat is exclusief: het sluit elk ander openbaar ambt uit. Wanneer zij door hun eigen staatsparlement tot afgevaardigde van de Federatie worden benoemd, treden zij dus af als afgevaardigden van hun parlement.

Clausule 5 volgt de Amerikaanse grondwet door de vice-president de leiding te geven over het Huis der Staten. Clausule 6bepaalt dat bij afwezigheid van de ondervoorzitter de vergaderingen van dit Huis worden geleid door een voorzitter-pro tempore.

Clausules 7 en 8 zaken van afzetting te behandelen. 

Betrekkingen met de ACS-landen

Evenals bij de Overzeese Gebiedsdelen is er de kwestie van de positie van de 79 ACS-landen, nu onafhankelijke staten maar vroeger kolonies van Europese landen. In Afrika, in het Caribisch gebied en in de Stille Oceaan. De Europese Unie onderhoudt met deze landen een bijzondere relatie door middel van verdragen, voornamelijk gericht op het creëren van handelsbetrekkingen die beide partijen ten goede (kunnen) komen. Deze relatie staat echter altijd onder druk. Terwijl de EU - in het kader van het beleid van de Wereldhandelsorganisatie - zoveel mogelijk handelsbelemmeringen wil opheffen, pleiten de ACS-landen meestal voor voortzetting van de bescherming. De periodieke vernieuwing van de verdragsrelatie tussen de EU en de ACS-landen lijkt deze spanningen niet te kunnen wegnemen. Integendeel. In de snel globaliserende wereld kunnen wij ons dit echter niet veroorloven. Daarom stellen wij ook hier een paradigmaverschuiving voor : de werking van de EU-ACS-verdragen bevorderen door de ACS-landen een plaats in het Congres te geven. Wat is er op tegen om zes zetels (zonder stemrecht) in het Huis van de Staten, het Huis dat uitdrukkelijk bedoeld is voor de belangen van de staten, te geven aan twee afgevaardigden van de Afrikaanse ACS-groep, twee van de Caribische groep en twee van de groep in de Stille Oceaan? Ter bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen zouden deze twee afgevaardigden per A, C en P altijd uit een vrouw en een man moeten bestaan. Hoewel zij geen stemrecht zouden hebben, zouden zij kunnen deelnemen aan de beraadslagingen in de commissie(s) van het Huis van de Staten die een standpunt van het Huis voorbereiden over handelsverdragen die de Voorzitter van de Federatie wil sluiten. Dit zou een positievere dimensie geven aan de steeds meer gespannen relatie tussen de Europese Unie en die ACS-landen: die landen zouden niet langer onderhandelaars aan de andere kant van de tafel zijn, maar partners aan dezelfde kant. Het lijkt ons dat de drie groepen landen zelf hun afgevaardigden in het Europese Huis van de Staten moeten kiezen of aanwijzen. Ook hier zou het beginsel van onverenigbaarheid van ambten moeten gelden: men mag naast het (niet-stemgerechtigd) lidmaatschap van het Europees Huis van de Staten nergens een ander openbaar ambt bekleden.

Het lijkt niet nodig dit in de Grondwet zelf op te nemen. Deze specifieke verhouding tussen de Europese Federale Unie en de ACS-landen kan bij verdrag worden geregeld. Mocht iemand aanvoeren dat het ontbreken van een letterlijke passage in de Grondwet in strijd is met de Grondwet, dan kan het Hof van Justitie op grond van de uitdrukkelijke bedoeling van de Grondwet, zoals hier in de memorie van toelichting beschreven, teleologisch vaststellen dat dit wel degelijk in overeenstemming is met de Grondwet.

Als alle landen van de huidige EU toetreden tot de Federatie, zou ons Huis van de Staten dus bestaan uit 27 x 9 = 243 personen. Plus de bovengenoemde (niet-stemgerechtigde) 3 x 2 = 6 afgevaardigden uit de voormalige koloniën van Europese landen, de ACS-groep. 

Uitleg van deel 4

Het Europees Congres beslist soeverein over uitzonderlijke justitieel-morele kwesties.

In afwijking van de Amerikaanse grondwet stellen wij voor dat niet elk Huis afzonderlijk zijn verkiezingen regelt, maar het Europees Congres. De reden hiervoor is de keuze om de verkiezing van afgevaardigden van het Huis der Burgers in de gehele Federatie te laten plaatsvinden. Met andere woorden, geen afgevaardigde van het volk moet per Staat worden gekozen, maar van alle aangesloten volkeren tezamen. Op die manier is dit Huis de onbetwistbare emanatie van de verkiesbare Burgers van de Federatie.

Clausule 2 maakt deel uit van het Amerikaanse Amendement XX, geratificeerd in januari 1933.

Clausule 3 is vanzelfsprekend. Na de Grondwet is het Reglement van Orde van de Tweede Kamer het belangrijkste document, omdat het de procedure van democratische besluitvorming regelt.

Toelichting bij Afdeling 5

Er zijn dus drie reglementen van orde: één voor het Europees Congres (de twee Kamers tezamen) en één voor elk van de twee Kamers. De registratie van de beraadslagingen en stemmingen impliceert de openbaarheid van deze aangelegenheden, tenzij de betrokken Vergadering besluit dat bepaalde onderwerpen gesloten moeten blijven.

Uitleg van sectie 6

Clausule 1 kan voor zichzelf spreken. Clausule 2 gaat over immuniteit die de vrije uitoefening van het mandaat moet garanderen. Elke afgevaardigde van het Congres moet kunnen functioneren zonder druk van buitenaf.

Toelichting bij Afdeling 7

Deze afdeling bepaalt dat het Europees Congres de drie - niet-wetgevende en niet-uitvoerende - hoofdinstellingen van de Federatie instelt en hun bevoegdheden bij wet regelt.

nl_NLNederlands