4 september

0 opmerkingen

De soevereiniteit van het volk: de basis voor circulaire beleidsvorming en federalisering

Door Leo Klinkers

4 september 2019


Leo Klinkers, Den Haag, augustus 2019
Federal Alliance of European Federalists

Het doel van dit memorandum
Deze nota is bestemd voor al diegenen die het concept van "volkssoevereiniteit" onderschrijven, maar regelmatig in de krant lezen dat de politieke autoriteiten dit concept schenden. Het zijn niet alleen burgers die hiermee problemen hebben. Ook sommige volksvertegenwoordigers, bestuurders en ambtenaren worstelen met de vraag hoe samenleving en overheid zich tot elkaar moeten verhouden. Als federalist denk ik echter vooral aan diegenen die pleiten voor een federaal Europa. 

Het stoort federalisten dat al meer dan tweehonderd jaar zonder succes wordt geprobeerd een federale Verenigde Staten van Europa tot stand te brengen. Ik zal proberen duidelijk te maken dat de oorzaak daarvan niet alleen ligt bij onwillige en onwetende Europese politici, maar ook - en misschien wel vooral - bij de federalisten zelf. In de veertig jaar dat ik mij met het thema van een federaal Europa heb beziggehouden, zijn mij twee dingen duidelijk geworden. 

In de eerste plaats. Ik schat dat 95% van de duizenden Europeanen die het federalisme belijden, de essentie van het federalisme niet kennen. Op grote schaal ontbreekt het federalistische bewegingen aan basiskennis over deze bijzondere vorm van staatsinrichting. Het ontbreken van de noodzakelijke kennis betekent ook het ontbreken van een drijfveer voor actie en het ontbreken van handelingsperspectieven. Wie niet weet waar het noorden is, zal blijven dwalen. Het kostte Mozes slechts veertig jaar om het beloofde land te bereiken. De Europese federalisten - na de succesvolle eerste federatie in Amerika tussen 1787-1789 - zijn al tweehonderd jaar op weg. Wanneer zij elkaar ontmoeten in "de woestijn van de anarchie van de Europese natiestaten", maken zij liever ruzie dan dat zij collectiviteit organiseren.

Ten tweede. Omdat zij er niet in slagen collectiviteit te organiseren, zijn de vele federalistische bewegingen niet in staat zich te verenigen in een federatie van federalistische bewegingen. Hun organisatiegraad is beschamend laag. Wat er ook gezegd wordt, de bekende federalistische bewegingen in Europa zijn gedecentraliseerde eenheidsbewegingen. Zij hebben zich niet een niveau hoger georganiseerd in een federatie van federalistische bewegingen met een diversiteit aan motieven en culturen. Een federatie die kan voorzien in het gemeenschappelijk belang van de afzonderlijke bewegingen: de totstandkoming van een federaal Europa.

In dit opzicht zijn zij blind voor het bestaan van duizenden particuliere bonden in Europa, waarvan de voetbalwereld misschien wel de meest in het oog springende is: individuele clubs > federale nationale bond > federale Europese UEFA > federale mondiale FIFA. Let nu eens op: die individuele voetbalclubs die de basis vormen van dit federale systeem zijn de baas in eigen huis, ze zijn en blijven soeverein, autonoom met een eigen culturele identiteit, een eigen bestuur, een eigen ledenraad, een eigen stadion, een eigen shirt, een eigen fanclub, een eigen clublied, een eigen kampioensfeest en een eigen kerstfeest. De federale binding zorgt alleen voor zaken die individuele clubs niet zelf kunnen regelen, zoals bijvoorbeeld een wedstrijdschema waarin duidelijk is tegen wie de volgende week gespeeld moet worden. Ook bijvoorbeeld de opleiding van scheidsrechters en de invoering van de VAR. Federalistische bewegingen die streven naar een federaal Europa hebben tot nu toe niets geleerd van de macht van het brede scala van duizenden particuliere federale organisaties. 

Dan wil ik nu ingaan op de drie begrippen uit de titel van dit document: soevereiniteit van het volk, circulaire beleidsvorming en federalisering. 

Toen ik mijn gedachten ordende, bleek trouwens dat dit memorandum een uiteenzetting zou worden van alles wat ik sinds 1970 heb geleerd. U leest dus de weg van mijn carrière.

De concepten van volkssoevereiniteit, circulaire beleidsvorming en federalisering

De soevereiniteit van het volk
Sinds Aristoteles zijn er vele boeken geschreven over het begrip "volkssoevereiniteit". Het kan echter ook in één zin worden geschreven. Volkssoevereiniteit betekent: "alle soevereiniteit berust bij het volk". Elke vorm van staatsinrichting en het daaruit voortvloeiende beleid moet herleidbaar zijn tot dit adagium. Voor burgers, waar ook ter wereld, is er maar één waarde, namelijk het onvervreemdbare recht om hun geluk na te streven, ondersteund door een zodanige staatsinrichting dat het niet om zichzelf gaat, maar om een adequate inrichting van de staat waaruit een beleid voortvloeit dat het geluk van die burgers ondersteunt. Geluk in de ruimste zin van het woord: vrijheid, veiligheid, ontwikkeling, welvaart, solidariteit en het genot van de eigen culturele identiteit.

Circulaire beleidsvorming tot stand brengen
Het begrip "circulaire beleidsvorming" is afgeleid van het begrip "circulaire economie". Dat is economie die geen afval produceert. Dus zonder de natuur en het milieu te vernietigen. 'Circulair beleid maken' is het ontwerpen en uitvoeren van beleid zonder te produceren beleidverspilling, zoals over-organisatie, over-legalisering, over-bureaucratisering, het organiseren van burgerparticipatie zonder daar consequenties aan te verbinden en dure beleidsnota's die in een la verdwijnen. 'Circulair beleid maken' impliceert het onderscheppen van systematisch relevante signalen uit de samenleving, om vervolgens ook op die signalen te reageren met maatregelen die terug te voeren zijn op dat adagium 'alle soevereiniteit berust bij het volk'. Ook alle wijsheid en waarheid berusten bij het volk. Mits die op een goede manier wordt verworven. Circulaire beleidsvorming maakt deel uit van het meer omvattende concept van "maatschappelijke beleidsvorming". 

Tussen 1970 en 2017 heb ik deze manier van werken "interactieve beleidsvorming" genoemd, omdat ze het resultaat is van een diepgaande dialoog met de betrokken burgers en uitvoerders: dit is werken van buiten naar binnen en van onderop. Ik stond hierin niet alleen. In 2004 kwam James Surowiecki met de naam "The wisdom of the crowds". Intussen is de term 'interactief werken' ernstig vervuild geraakt. Het denken over innovatie staat echter nooit stil. Mijn collega Peter Hovens legde de relatie met circulaire economie en daarom heet ons werk voortaan 'de methodiek van circulaire beleidsvorming'. Ik zal dat zo meteen schetsen. 

Federalisering
In 1787 stichtten dertien staten in Amerika (voormalige koloniën van Engeland) de eerste federatie ter wereld - gebaseerd op het gedachtegoed van Europese filosofen. Federalisering is een vorm van samenwerking tussen landen waarbij de lidstaten soeverein en autonoom blijven, maar enkele belangen die zij zelf niet meer kunnen behartigen, in handen leggen van een federaal orgaan. Waar binnen federaties soms ernstige problemen ontstaan, zoals momenteel in Amerika, is dat niet terug te voeren op de constitutionele federale staatsstructuur, maar op het ontbreken van ingebouwde verdedigingsmechanismen waardoor verkeerde personen de procedures van de democratie kunnen manipuleren om posities in hun eigen voordeel te verwerven.

Sinds de komst van de eerste federatie in Amerika, proberen duizenden Europese burgers al 200 jaar een federaal Europa tot stand te brengen. Dit is steeds mislukt, hoewel 40% van de wereldbevolking thans in zevenentwintig federaties leeft. In die landen heeft men ingezien dat, in veranderende omstandigheden, de oprichting van een federale staatsstructuur het beste instrument is om het streven naar geluk van de burgers te ondersteunen. 

Ontwerp van de methodologie
Tijdens mijn studie aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van Utrecht (1964-1968) leerde ik begrippen als soevereiniteit, democratie, trias politica, checks and balances, constitutionele monarchie, confederale en federale staten. Overigens zonder enig besef van hun werkelijke betekenis. Zoals de meeste studenten studeerde ik niet om mijn kennis te verdiepen, maar om verplichte kennis op tentamens te reproduceren en die dan zo snel mogelijk te vergeten om in mijn hoofd plaats te maken voor een nieuwe lading platte kennis voor het volgende tentamen. 

In 1969 kreeg ik een baan bij een gemeente en pas toen leerde ik de diepere betekenis van beginselen van staats- en bestuursrecht kennen. Ik was echter verbaasd dat het beleid van bovenaf werd gemaakt; op basis van de kennis, ervaring en dossiers van politici en ambtenaren; zonder de betrokken burgers te raadplegen. Zij maakten beleid zoals zij dat al jaren doen. Naar hun beste weten, in de veronderstelling dat men op het gemeentehuis wel wist wat goed was voor die burgers. En dat is vandaag niet anders.

In 1970 aanvaardde ik de uitnodiging om terug te keren naar de Faculteit der Rechtsgeleerdheid om er onderwijs en onderzoek in de bestuurskunde op te bouwen. Pas toen begon ik met studeren. Gesteund door uitgebreide bibliotheken begon ik de werking van overheden te analyseren. Ik ontdekte dat meer dan tien verschillende academische disciplines kennis bevatten die toepasbaar is op het functioneren van overheden. Denk naast staats- en bestuursrecht aan politieke/theologische/humanistische filosofie, systeemtheorie, sociale psychologie, cybernetica, psychoanalyse, internationaal recht, organisatietheorie, managementtheorie, communicatietheorie, forensische psychiatrie, argumentatieleer, causaliteitstheorie, formele logica, methoden en technieken van wetenschappelijk onderzoek en nog een paar andere die me nu niet te binnen schieten.

Door delen van die disciplines met elkaar te verbinden, kon ik een methodiek ontwerpen voor resultaatgericht beleid, waarbij burgers en praktijkmensen vanaf het allereerste begin van zo'n proces volledig worden betrokken. Dus niet, zoals bij burgerparticipatie, waar een overheid het probleem al heeft vastgesteld en de oplossing al heeft bedacht. En dan is het - vechtend tegen een defensieve overheid - voor burgers niet mogelijk om noch het probleem, noch de oplossing te onderkennen. Nee, ik heb het over beleid dat kan rekenen op de steun van diep betrokken burgers in het proces van beleidsvorming, verzekerd van een actieve houding van degenen die het beleid uitvoeren. Deze methodologie - onder de naam "Maatschappelijke beleidsvorming" - bestaat uit vier architecturen als bouwstenen voor een succesvol veranderingsproces:

  1. De architectuur van het doorbreken van de status quo. Het is nodig om een proces zo op te zetten dat er genoeg energie ontstaat om een raket door de atmosfeer te drijven. Dus om zoveel kracht te ontwikkelen dat het beoogde proces de zwaartekracht weerstaat en niet terugvalt op de grond.
  2. De architectuur van het stellen van doelen. Zonder zorgvuldige analyse en synthese worden in negen van de tien beleidsprocessen doelstellingen geformuleerd volgens de zogenaamde "valkuil van het oplossingsdenken" (jumping to solutions). Een doel is een oplossing voor een probleem. Zonder analyse (diagnose) van het probleem in zijn onderliggende oorzaken, is een werkbare synthese (therapie) niet denkbaar.
  3. De architectuur van het bereiken van doelen. Als u het doel op een methodisch zorgvuldige manier hebt vastgesteld, wil dat nog niet zeggen dat u het ook zult bereiken. Deze architectuur richt zich niet blindelings op het te bereiken resultaat, maar op het verminderen van onzekerheden die het resultaat in de weg staan. 
  4. De architectuur van de circulaire beleidsvorming. In deze architectuur komen de drie voorgaande samen in daadwerkelijke toepassing in de volgende drie fasen A, B en C.

A. Analysefase:

a. Samenstelling van het team: omvat teamvorming, teambuilding, huisvesting, materiaal, uitrusting, budget. 
b. Omgevingsanalyse: analyse van iedereen die erbij betrokken moet worden; het aantal is niet relevant; als het er dertig zijn, oké; als het er dertigduizend zijn, ook oké.
c. Consultatieronde: de sleutelfiguren uit de Omgevingsanalyse worden bij voorkeur geraadpleegd door middel van een één-op-één interview; zij zijn en blijven betrokken bij het beleidsproces; naast één-op-één interviews gebruiken we voor grotere groepen mensen andere interviewtechnieken volgens de methode van de zogenaamde 'nominal group'.
d. Bloemlezing: de bijdragen van de geraadpleegde personen worden zo letterlijk mogelijk opgetekend en (na systematisering van de inbreng) teruggezonden aan de geraadpleegde personen, zodat zij kunnen zien dat de inbreng daadwerkelijk serieus wordt genomen.
e. Probleem- en oorzaakanalyses: Het materiaal van de Bloemlezing wordt geanalyseerd op causale ketens en hun gelaagde structuur. Moraal: alleen door je beleid te richten op een aanpak van de onderste causale lagen kun je succes boeken. Anders blijf je steken in symptoombestrijding.
f. Vergaderingen van deskundigen: deskundigen worden aan het werk gezet om eventuele blinde vlekken in de analyse op te sporen en weg te werken.

B. Synthese

g. Visienota: in een paar bladzijden wordt een schets gegeven van het te bereiken einddoel.
h. Strategische oplossingsrichtingen: net zoals er verschillende wegen zijn die naar Rome leiden, zijn er altijd verschillende oplossingsrichtingen.
i. Subdoelstellingen: binnen die strategische oplossingsrichtingen zijn er intermediaire doelstellingen. Voorbeeld. Als je van Den Haag naar Rome reist - via België, Duitsland en Zwitserland - moet je als tussendoel zeker Maastricht of Brussel bereiken. Het bereiken van zo'n tussendoel is belangrijk omdat je dan twee dingen weet: je bent niet meer in Den Haag en je bent op de goede weg. Als je echter het bord Hamburg ziet, weet je ook twee dingen: je bent niet meer in Den Haag, maar je bent op de verkeerde weg.
j. Concrete acties: de conclusie van de ontwikkeling van een circulair beleidsproces is vervat in een Actieboek. Het maken ervan vergt veel kennis en inspanning, anders worden het onzinnige acties. De acties zijn gericht op het wegnemen van de oorzaken die uit de analyse naar voren zijn gekomen.

C. Uitvoeringsfase

En pas daarna begint het "echte" werk: de concrete uitvoering van de concrete acties om de concrete tussendoelen te bereiken, om het einddoel te bereiken. 

De methode wordt geleid volgens de beginselen van procesmanagement, met inbegrip van kennismanagement en structureel management onder het adagium: "Het proces is belangrijker dan het resultaat". En dat betekent dat je moet weten watdie je nodig hebt en hoeom het te doen. 

De toepassing van deze methode in de praktijk
De constructie van de vier architecturen is in de loop van de jaren zeventig tot stand gekomen. Aanvankelijk in ruwe contouren maar langzaam verfijnd door besprekingen met mijn studenten bestuurskunde en kleine projecten buiten de universiteit. Het werk kreeg daardoor enige bekendheid, wat leidde tot een opdracht, in 1982, van de korpschef van Amsterdam. 

Door allerlei omstandigheden en ontwikkelingen was het politiekorps verwikkeld in zaken van corruptie en fraude, had het ruzie met het gemeentebestuur, het Openbaar Ministerie en met tal van organisaties zoals het openbaar vervoer, de taxiwereld, de horeca, enz. De nieuwe korpschef had de taak schoon schip te maken en zette mij - nadat hij door zijn medewerkers op de hoogte was gebracht van deze werkwijze - aan het werk. Dit leidde tot een geheel nieuw politiebeleid in Amsterdam, een nieuwe organisatie en een nieuw management. Met een doorlooptijd van drie jaar. Het uit te voeren actieboek omvatte zo'n 150 projecten, vastgelegd in een convenant, ondertekend door de burgemeester van Amsterdam, de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Justitie, de hoofdofficier van justitie in Amsterdam en de korpschef zelf.

Deze opdracht heeft mij in 1983 doen besluiten de universiteit te verlaten. Sindsdien is deze methode in tientallen projecten gebruikt. Een paar voorbeelden:

  • Het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer. In opdracht van de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat is een beleid ontwikkeld voor de Tweede Kamer om de doelen van verkeer en vervoer, van economie en van natuur en milieu te verenigen. Betrokkenheid van iedereen met bevoegdheden op het gebied van economie, verkeer en vervoer, natuur en milieu. Het leidde tot de val van het kabinet Lubbers II in 1989. 
  • Begin jaren negentig werd in opdracht van de Europese commissaris voor vervoer een Europees structuurschema voor transnationaal verkeer en vervoer door alle landen van de toenmalige EEG opgesteld. Input van ministers, topambtenaren, captains of industry, deskundigen en betrokken burgers uit de hele wereld.
  • In de jaren negentig werd voor de gemeente Amsterdam - naast de strategie van de politie en het Openbaar Ministerie - een eigen gemeentelijke strategie ontwikkeld met concrete acties ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Betrokkenheid van alle sectoren en lagen van de samenleving. 
  • Ook in de jaren negentig heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat opdracht gegeven voor een veiligheidsbeleid voor alle interacties op de Noordzee: boten, vissers, toeristen, olie- en gasinstallaties, natuur en milieu. 
  • In de jaren negentig kreeg ik van de Verenigde Naties (deels op verzoek van de EU) ook de opdracht om in Bangkok de toenemende verslechtering van de levensomstandigheden en de verpaupering aan te pakken van dat deel van de stad waar het paleis van de koning staat, enkele van de belangrijkste ministeries, de grootste markten en de mooiste tempels. Enorme mensenmassa's en de uitstoot van gassen door voertuigen deden de levenskwaliteit verslechteren, ambtenaren konden hun werk niet bereiken, burgers konden hun voedsel niet op de markten krijgen, tempels raakten in verval en het toerisme liep terug. De hierboven geschetste werkwijze werd door de VN opgenomen in een instructie die door het VN-kantoor in de landen van Zuidoost-Azië werd verspreid. 
  • Voor de regering van Suriname:
    • een geïntegreerd verkeers- en vervoersbeleid in opdracht van de minister van Vervoer en Communicatie;
    • het ontwerpen van een geïntegreerd nationaal veiligheidsbeleid namens de minister van Justitie en Politie en de minister van Defensie; 
    • namens de Internationale Ontwikkelingsbank (IDB) een beleid om de Surinaamse economie te versterken; 
    • een beleid voor de EU en het Suriname Business Forum om in Suriname het "gemak van zaken doen" te verbeteren volgens de methodologie van de Wereldbank;
    • namens de vice-president, het uitstippelen van een beleid om de lacunes in de wetgeving die volgens de grondwet aanwezig moet zijn, op te vullen, alsmede het moderniseren van achterhaalde wetgeving;
    • meer recent een onderzoek van de gemeente Voorst (Nederland) naar de mogelijkheden om binnen het sociaal domein preventief te werken aan het voorkomen van problemen die het geluk van (kwetsbare) inwoners ernstig belemmeren. Dit project werd voortreffelijk geleid door Koen van Bremen; hij is een van de grondleggers van onze Coöperatieve Samenlevingswereld.

Ik laat het bij deze opsomming. Zij is alleen bedoeld om aan te geven dat deze methode op elke kwestie van toepassing is, dat wil zeggen, onafhankelijk van het beleidsterrein. Zij kan elke complexiteit aan, op voorwaarde dat ...... kan worden gewerkt zoals het hoort, d.w.z. volgens de Standard Operational Procedures (SOP), die ik op de bladzijden 4-6 heb uiteengezet.

Om de kennis van deze SOP over te dragen, heb ik tussen 1983 en 2000 vele meerdaagse cursussen gegeven. In en buiten Nederland. Een van de cursisten was Peter Hovens. Hoewel ook anderen met deze methodiek aan de slag gingen, bleek Peter de enige te zijn die zich er principieel aan verbond en daarmee mijn collega werd. Nu, in 2019, vindt hij dat de tijd rijp is om met alle opgedane kennis en ervaring een boek te schrijven over 'circulaire beleidsvorming'. Dit zal in 2020 worden gepubliceerd. 

De relatie met het concept van "federalisering van Europa
Ik was medeoprichter van de Vereniging voor Bestuurskunde in 1972 en daarna als vice-voorzitter belast met de portefeuille om het bestuurskundeonderwijs in Nederland en internationaal op te zetten. Het internationale werk vond plaats binnen het International Institute of Administrative Sciences (IIAS), de International Association of Schools and Institutes of Administration (IASIA) en de European Group of Public Administration (EGPA).  

In deze context ontmoette ik een aantal Vlaamse collega's aan verschillende Belgische universiteiten. Met hen besprak ik de voortgang van de ingrijpende grondwetsherzieningen in België (begonnen in 1960), gericht op de omvorming van de unitaire staat in een federale staat. Alleen door middel van een federale staat zouden Wallonië (Franstalig) en Vlaanderen (Nederlandstalig), en een klein Duitstalig deel, samen kunnen blijven leven en werken zonder op elkaar te schieten. Pas toen leerde ik de intrinsieke betekenis kennen van een federale staatsorganisatie om de burgers te ondersteunen bij het nastreven van hun geluk. Aangezien de beginselen van federalisering dus uit dezelfde bron komen als de totstandkoming van beleid van onderop - namelijk uit het concept "alle soevereiniteit berust bij het volk" - ben ik mij, naast de ontwikkeling van de methode van interactief beleid, gaan verdiepen in de fundamentele bouwstenen van federalisering, toe te passen op de totstandkoming van een federaal Europa.

Om dichter bij het verregaande federaliseringsproces in België te komen, besloot ik in 1996 naar België te verhuizen. Daar ontmoette ik een directeur van het Vlaams Ministerie van Buitenlandse Zaken, Herbert Tombeur. Zijn kennis van het federalisme vulde de leemtes op die bij mij waren ontstaan ondanks mijn intensieve studie over het onderwerp. 

Ik was vooral geïnteresseerd in de manier waarop 's werelds eerste federale staat tot stand kwam door het werk van de 55 leden van de Conventie van Philadelphia in 1787, ondersteund door de 85 Federalist Papers van James Madison, Alexander Hamilton en John Jay tussen 1787 en 1788. Een van de beweringen was dat de Amerikaanse federatie gebaseerd was op het filosofisch denken van Europese filosofen (Aristoteles, Althusius, Montesquieu, Rousseau), terwijl men na 1787 steeds tevergeefs had geprobeerd om ook voor Europa een federale regeringsvorm te kiezen. 

In 1999 schreef Robert A. Levine, een topambtenaar in de federale regering van Amerika, in de New York Times dat de toenmalige EEG zichzelf geen dienst bewees door een monetaire unie op te richten (onder het Verdrag van Maastricht in 1992) zonder eerst een federale basis te leggen. Hij betoogde dat dit een onzekere toekomst voor de euro betekende en adviseerde om te beginnen met het schrijven van een Europese versie van de Federalist Papers. Dat advies bleef lange tijd in de gesprekken tussen Herbert en mij hangen. Omdat niemand anders in Europa dat advies had opgevolgd, besloten we om tussen augustus 2012 en mei 2013 zelf de European Federalist Papers te schrijven. In 26 Papers leggen we uit hoe slecht het intergouvernementele, verdragsrechtelijk opererende systeem van de EU is, waarom dat slecht is, wat de macht van een federale staat is, waarom die het huidige systeem moet vervangen en hoe een sterke Europese federale grondwet eruitziet. 

Resultaat? Nul. De politieke, academische en media-aandacht voor de manier waarop een groep landen moet worden bestuurd die hun soevereiniteit en culturele identiteit willen behouden maar bescherming willen vinden in een federaal orgaan dat hun gemeenschappelijke belangen behartigt, was nul en is nog steeds nul.

Een burgerconventie als schakel tussen volkssoevereiniteit, circulaire beleidsvorming en federalisering
Als u nog eens naar het begin van dit artikel kijkt, zult u het verband zien tussen volkssoevereiniteit, circulaire beleidsvorming en federalisering. Het is het verband van wat men moet weten en hanteren in geval van een complex veranderingsproces.

Volkssoevereiniteit is de fundamentele bron voor de oprichting van een federale staat. Dit impliceert dat het volk zelf een federale grondwet ondertekent. Geen federale grondwet van, voor en door het volk? Dan geen federale staat. Maar deze ondertekening - grondwettelijk "ratificatie" genoemd - vereist een zodanige organisatie dat twee dingen gewaarborgd zijn:

  • dat de grondwet werkelijk van, voor en door de burgers is; dit impliceert de organisatie van de fundamentele betrokkenheid van de burgers bij de beschrijving van de belangrijke inhoud van de grondwet; 
  • dat de grondwet zelf perfect vakmanschap moet zijn; dit impliceert dat goedbedoelende amateurs en dwaze prutsers zich er niet mee mogen bemoeien.

Een burgerconventie zoals die van Philadelphia in 1787 - een ongeëvenaarde constitutionele en institutionele succesformule - is het instrument om deze twee garanties te bieden. In een boek dat u aan het eind van deze nota kunt inzien, leg ik in detail uit hoe een Conventie van 56 personen kan worden ingesteld, wat haar opdracht is, hoe zij moet worden uitgevoerd, en welke rol en invloed zij bij de uitvoering aan de burgers van Europa zal geven. Nu noem ik die rol en invloed door kortheidshalve te verwijzen naar onze methodologie van circulaire beleidsvorming, die aan het begin van dit artikel is uiteengezet. Deze methodologie betrekt de burgers van Europa op een planmatige en systematische manier bij de samenstelling van een federale grondwet. En dus niet door middel van goedbedoelde maar slecht georganiseerde verzamelingen van zogenaamde 'volksvergaderingen' die slechts een quasi-betrokkenheid kunnen bewerkstelligen door een gebrek aan methodologische kennis.

De noodzaak van verankering
In overeenstemming met het beginsel dat alle soevereiniteit bij de burger berust, heb ik mij daarom sinds 1970 beziggehouden met twee uitingen van soevereiniteit. In de eerste plaats de methodiek van beleidsvorming vanuit de samenleving zelf. In 2000 had ik behoefte om mijn kennis - en de ervaringen met de toepassing daarvan - te verankeren in een trilogie. Hier zijn de titelpagina's. De eerste twee boeken zijn gratis te downloaden via de links: 

Beleid begint bij de samenlevingen Vakvereisten voor Politiek en Beleid. Opmerking: deze boeken zijn alleen in het Nederlands.

In het eerste boek heb ik de ervaringen met de methodologie opgetekend, toegepast vanaf het begin van de jaren tachtig tot aan de eeuwwisseling. Het tweede boek bevat ongeveer 180 essays over geboden en verboden in politiek en beleid. Het derde boek is een online cursus (onlinecursus) alleen in het Nederlands) om dit onderwerp onder onze begeleiding te leren. De boogschutter met zijn pijl symboliseert dat je alleen je doel zult raken als je weet wat je moet doen voordat je de pijl loslaat. Nu noemen we dat 'circulair beleid maken'. 

Ook het streven naar een federaal Europa is verankerd. Een van de belangrijkste redenen waarom er na tweehonderd jaar nog steeds geen federaal Europa is, is de merkwaardige afwezigheid - ik heb het al gezegd - van een federatie van federalistische bewegingen. Hoeveel van dergelijke bewegingen we ook hebben gehad, het zijn allemaal gedecentraliseerde unitaire bewegingen. Zij zijn nooit in staat en/of bereid geweest hun organisatiegraad te verhogen. 

Federalistische organisaties die hetzelfde doel nastreven - de totstandbrenging van een federaal Europa in deze context - maar niet bereid zijn hun organisatiegraad te versterken, zullen hun doel nooit bereiken. Daarom hebben zes mensen, twee uit Italië (Lorenzo Sparviero en Mauro Casarotto), twee uit Frankrijk (Catherine Guibourg en Michel Caillouët) en twee uit Nederland (Peter Hovens en ik) in mei 2018 in Milaan de Federale Alliantie van Europese Federalisten (FAEF) opgericht. Haar doel is om federalistische bewegingen en verder elke organisatie die een federaal Europa nastreeft, de bescherming van een federatie te bieden. Op deze manier een kritische massa te creëren door middel van 'Federatie van de Federalisten'. 

Een tweede doelstelling die wij met FAEF nastreven is "Educating the Federalists". Wij zien dat er op zeer grote schaal een gebrek is aan grondige kennis van wat een federatie is. Meningen zijn er genoeg, maar kennis is wat we nodig hebben. Politici die sinds het mislukte Verdrag van Maastricht van 1992 door conceptuele onwetendheid valse verklaringen afleggen over federalisering en een federaal Europa, hebben de burgers doen geloven dat federalisering een slechte zaak is. Welnu, dat staat op hetzelfde niveau als beweren dat de aarde plat is en dat de zon eromheen draait.

Ons doel is de Verenigde Staten van Europa tot stand te brengen, zo dicht mogelijk aansluitend bij het proces dat zich in de 18e eeuw in Amerika voltrok. Zonder de organisatiegraad van de federalistische bewegingen te verhogen en zonder de basiskennis te delen die nodig is om een federaal Europa tot stand te brengen, zullen wij geen vooruitgang boeken. 

Ook hier is verankering nodig om te voorkomen dat dit federalistische FAEF-initiatief wordt weggevaagd door de banaliteiten van de geschiedenis. 

Dit is ons FAEF Logo

En dit is de trailer van mijn boek "Soevereiniteit, veiligheid en solidariteit. Om een dieper begrip van federalisering te delen, heb ik een cursus over federalisme (alleen in het Engels) gebaseerd op het gilde-systeem in de vorige eeuwen: Leerling, Gezel, Meester.

Eindelijk
President Bill Clinton maakte ooit de volgende opmerking om het belang van de economie te onderstrepen: "It is the economy, stupid." Nu in veel landen in de wereld, en zeker niet alleen in Europa, de fundamenten van het begrip democratie aan het afbrokkelen zijn, is het tijd om een ander adagium te kiezen: 

"Het is NIET de economie, domoor. Het is de soevereiniteit van het volk,
georganiseerd binnen een echte democratie,
gebaseerd op een federale grondwet,
onder de rechtsstaat."

{"email": "E-mailadres ongeldig", "url": "Website adres ongeldig", "required": "Verplicht veld ontbreekt"}
nl_NLNederlands