DEEL 6  |  12 FEBRUARI - 5 MAART 2022

Artikel V heeft twee afdelingen. Afdeling 1 betreft de bevoegdheden van de president. Afdeling 2 gaat over zijn taken.

Een essentieel aspect van de keuze voor een presidentieel systeem als de beste basis voor een echte trias politica - in plaats van een parlementair systeem - is het feit dat de president zowel staatshoofd als regeringsleider is. Maar in beide functies is er een systeem van checks and balances om te voorkomen dat hij alle macht naar zich toetrekt.

Clausule 1 stelt dat hij de opperbevelhebber is van de strijdkrachten, de veiligheidstroepen en eventuele milities. Dit maakt duidelijk dat de Verenigde Staten van Europa één gemeenschappelijke defensie hebben. Maar de inzet van die strijdmacht is aan het Congres. De president is ook de hoogste diplomaat.

De clausules 2 tot en met 5 geven de president de bevoegdheid:
(om zijn eigen ministers te benoemen. Dus zonder inmenging van de Senaat. De zogenaamde 'Implied Powers of Congressional Oversight' zijn sterk genoeg om ministers die niet goed functioneren tot de orde te roepen. Hij benoemt ook alle federale ambtenaren.
(b) advies en raad inwinnen bij zijn ministers.
(c) amnestie en gratie verlenen.
(d) Verdragen sluiten. Maar daarvoor heeft hij een 2/3 meerderheid in de Senaat nodig. 

Punt d) vereist een opmerking. De staten zelf blijven bevoegd om verdragen te sluiten en ambassades in het buitenland te vestigen, maar alleen over onderwerpen die onder de bevoegdheid van die staat vallen. Dit is een gevolg van de eerder besproken verticale scheiding der machten tussen de lidstaten en het federale orgaan. Zie artikel 1: de lidstaten blijven soeverein in alle bevoegdheden die zij niet aan de federatie toevertrouwen. Dit aspect gaat ook in tegen een bepaling van het EU-recht die "gedeelde bevoegdheden" wordt genoemd. Dit betekent dat in de EU zowel de EU als de lidstaten dezelfde bevoegdheden kunnen hebben. Dat is onzinnig recht en dus een bron van conflicten. Men probeert conflicten te vermijden door het evenredigheidsbeginsel toe te passen. Maar aangezien artikel 352 van het Verdrag van Lissabon de Europese Raad de bevoegdheid geeft elk besluit te nemen dat hij in het belang van de EU acht, is het evenredigheidsbeginsel een loze kreet. En een ontkenning van het subsidiariteitsbeginsel, dat gebaseerd is op het voornemen van de EU om aan de lidstaten over te laten wat zij het beste zelf kunnen doen.

Clausule 6 geeft de president het recht om de rechters van het Hooggerechtshof en ook de federale rechters te benoemen. Maar in tegenstelling tot de Amerikaanse grondwet heeft hij daarvoor niet alleen de steun van de Senaat nodig, maar ook die van het Huis van Burgers. Dit om te voorkomen dat een meerderheid van een politieke partij in de Senaat - anders dan de politieke kleur van de president - zijn benoemingsbeleid kan frustreren. Maar ook om te voorkomen dat een president met behulp van een meerderheid in de Senaat alleen rechters van zijn eigen politieke kleur benoemt.

Clausules 7, 8 en 9 zijn onbekend in de Amerikaanse grondwet. Wij voeren vormen van directe democratie in met drie referenda. Let wel: het feit dat onze grondwet van, door en voor het volk is, betekent de meest vergaande vorm van directe democratie. Maar wij vinden het belangrijk om - ontleend aan de Zwitserse grondwet - het idee van directe democratie met drie referenda te ondersteunen. 

Ze betreffen:
(a) Elk jaar moet de president het volk een raadgevend referendum voorleggen over de kwaliteit van het beleid van de federale regering. Het resultaat is niet bindend, maar kan tekortkomingen in de werking van de federale regering aan het licht brengen en aldus de mogelijkheid bieden tot herstel. Dit is een krachtig instrument voor Europese natievorming.
(b) Een beslissend referendum moet door de president aan het volk worden voorgelegd wanneer het gaat om de toetreding van de federatie en haar lidstaten tot een internationale organisatie met bevoegdheden die de leden van die organisatie moeten respecteren. Bijvoorbeeld als het gaat om het Internationaal Strafhof in Den Haag. Wij laten het niet aan de president over om te beslissen of de federatie lid wordt van dat Hof. Dat is aan het volk om te beslissen.
(c) Met het derde referendum beslist het volk over een langdurig conflict tussen de president en de kamers van het Congres over een door die kamers ingediend wetsvoorstel. Een dergelijk conflict kan de federale staat verlammen. Alleen het volk kan er een einde aan maken.

Clausule 1 van Afdeling 2 bepaalt dat de President eenmaal per jaar in het Congres optreedt door de Staat van de Unie uit te spreken.

Clausule 2 geeft hem de bevoegdheid om in uitzonderlijke situaties beide Kamers bijeen te roepen, terwijl clausule 3 bepaalt dat buitenlandse ambassadeurs hun geloofsbrieven bij hem moeten indienen.

Clausule 4 is een bevel aan de president om de federale wetten getrouw uit te voeren, zelfs als hij het er niet mee eens is. Hij mag dat bevel ruim interpreteren, maar het wordt beperkt door de macht van de Kamers om die interpretatie te beperken door middel van toezicht door het Congres. En uiteindelijk bepaalt het Hooggerechtshof wat de wet is: "De grondwet is wat de rechters zeggen dat het is."

Clausule 5 stelt dat de president aan alle federale ambtenaren duidelijk maakt wat hun taken zijn.

Voor lezers die meer willen weten over begrippen als impliciete bevoegdheden van het Congres en de president, toezicht door het Congres, presidentiële uitvoeringsbevelen en rechterlijke toetsing, verwijs ik naar hoofdstuk 10 van de Constitutionele en Institutionele Toolkit voor de oprichting van de Federale Verenigde Staten van Europa.

Speciale opmerking: Onze toelichting op artikel V bevat een bijzondere toevoeging, namelijk een lijst met de namen van vijftien ministeries/ministers. Wij ontlenen deze lijst aan een combinatie van de bevoegdheden van de wetgevende en de uitvoerende macht. Maar dit is een traditionele lijst: Minister van Defensie, Minister van Buitenlandse Zaken, Minister van Financiën enzovoort. Waarom niet ook een minister voor de bescherming van de twee belangrijkste onderwerpen van de grondwet, namelijk de waarden van de preambule en de rechten van artikel I. Wij vragen de leden van de Conventie om aan die lijst veel aandacht te besteden in het licht van de vraag of met de nogal functionele vertaling van die bevoegdheden de waarden van de preambule en de rechten van artikel I goed kunnen worden bewaard.


Artikel V - Bevoegdheden en taken van de president en de federale overheidmbudsman

Afdeling 1 - Bevoegdheden van de president

  1. De president ziet erop toe dat het beleid van de uitvoerende macht voldoet aan de beginselen van inclusiviteit, deliberatieve besluitvorming en representativiteit in de zin van eerbiediging en bescherming van minderheidsstandpunten binnen meerderheidsbesluiten, met een vastberaden wijsheid om oligarchische besluitvormingsprocessen te vermijden.
  2.  De president is opperbevelhebber van de strijdkrachten, en veiligheidsdiensten en milities van de Europese Federale Unie. Een federale noodwet bepaalt de bevoegdheden van de president in noodgevallen.
  3. De president benoemt ministers, ambassadeurs, andere gezanten, consuls en alle openbare ambtenaren van de uitvoerende macht van de Europese Federale Unie wier benoeming niet anders in deze Grondwet is geregeld en wier ambten op een wet berusten. Hij ontslaat alle ambtenaren van de Europese Federale Unie uit hun ambt nadat zij zijn veroordeeld wegens verraad, omkoping of andere hoge misdrijven en misdrijven.
  4. De voorzitter kan het advies inwinnen van de hoofdambtenaar van elk van de uitvoerende departementen over elk onderwerp dat verband houdt met de taken van hun respectieve ambten.
  5. De president heeft de bevoegdheid amnestie en gratie te verlenen voor overtredingen tegen de Europese Unie, behalve in geval van afzetting.
  6. De president heeft de bevoegdheid verdragen te sluiten, door en met advies en instemming van het Huis der Staten, mits twee derde van de afgevaardigden van het aanwezige Huis der Staten daarmee instemt.
  7. De president benoemt en benoemt de rechters van de Supreme Hof van Justitie en de federale rechtbanken, door en met advies en instemming van het Europees Congres.
  8. Telkens wanneer een wereldfederatie de Federale Europese Unie uitnodigt om lid te worden van die wereldfederatie is de De Voorzitter organiseert een beslissend referendum over de toetreding van de Europese Federale Unie tot en toetreding tot die Wereldfederatie op basis van een Grondwet voor de Aarde. zoals vermeld in artikel I, clausule 7. 
  9. De Voorzitter organiseert eenmaal per jaar een raadgevend referendum onder alle stemgerechtigde burgers van de Europese Federale Unie om de mening van het Europese volk te peilen over de uitvoering van de federale beleidsterreinen.  

Afdeling 2 - Taken van de voorzitter

  1. De Voorzitter informeert het Europees Congres eenmaal per jaar over de toestand van de Federatie en beveelt maatregelen aan die hij nodig acht.
  2. De Voorzitter kan bij buitengewone gelegenheden beide Kamers van het Europees Congres of een van beide bijeenroepen, en in geval van verschil van mening over het tijdstip van schorsing kan hij de zitting verdagen tot een tijdstip dat hij passend acht.
  3. De president ontvangt ambassadeurs en andere buitenlandse gezanten.
  4. De voorzitter ziet toe op de goede werking van de Europese Unie als democratische federatie, gebaseerd op de rechtsstaat. De voorzitter ziet erop toe dat de wetten van de Unie getrouw worden uitgevoerd.
  5. De voorzitter draagt de taken op van alle overheidsfunctionarissen van de Europese Unie.


Afdeling 3 - Onafhankelijk toezicht op de uitvoerende macht: de Ombudsman 

  1. Het Europees Congres richt bij wet het Instituut van de Federale Ombudsman op, belast met het toezicht op de werking van de uitvoerende macht met betrekking tot het welzijn van de burgers.
  2. De Federale Ombudsman zal onafhankelijk zijn van elke andere instelling.
  3. De wet omschrijft de bevoegdheden van de Federale Ombudsman, met inbegrip van de bevoegdheid om de President te adviseren om het beleid van de uitvoerende macht aan te passen en om de schade te herstellen die door de uitvoerende macht aan het welzijn van de burgers is toegebracht. Een afwijzing van het advies van de Ombudsman door de President geeft de Ombudsman de bevoegdheid om de zaak door te verwijzen naar de commissies van toezicht van beide Huizen van het Europees Congres voor een beslissing van de Kamers. Een verwerping van het advies van de Ombudsman door een Kamer vereist een tweederde meerderheid. Indien beide Kamers het advies van de Ombudsman verwerpen, mag hij een uitspraak van het Hooggerechtshof eisen.  
  4. De Ombudsman is bevoegd om de uitvoering door de uitvoerende macht van het herstel van de schade aan het welzijn van de burgers te controleren en de kwaliteit ervan te beoordelen. Indien deze onvoldoende is, kan de Ombudsman de zaak opnieuw onder de aandacht van het Europees Congres en/of het Hof brengen.


Toelichting bij artikel V: Bevoegdheden en taken van de voorzitter en de federale ombudsman

Uitleg van deel 1

Clausule 1 is het equivalent van artikel III, afdeling 1, clausule 2: het is de verantwoordelijkheid van de president... dat het beleid van de uitvoerende macht voldoet aan de beginselen van inclusiviteit, deliberatieve besluitvorming en representativiteit in de zin van eerbiediging en bescherming van minderheidsstandpunten binnen meerderheidsbesluiten, met een vastberaden wijsheid om oligarchische besluitvormingsprocessen te vermijden. Burgers kunnen beleid dat volgens hen niet aan deze eisen voldoet, aanvechten tot aan de hoogste rechterlijke instantie.

Clausule 2 bepaalt dat de president van de Europese Federatie in één persoon twee functies vervult: die van staatshoofd en die van regeringsleider. Bovendien is hij opperbevelhebber en de hoogste diplomaat. 

Deze clausule 2 plaatst het opperbevel over alle strijdkrachten en veiligheidsdiensten en mogelijke militiesin handen van de president. In clausule 2 wordt niet gesproken over milities. In het federale Europa is geen plaats voor paramilitaire en ongeregelde strijdkrachten, die in de praktijk vaak hun eigen weg gaan.

Het recht om een ander land de oorlog te verklaren is een bevoegdheid van het Congres. Hoe werkt dit in Amerika? Sinds de Koreaanse Oorlog in het begin van de jaren vijftig is het geaccepteerd dat de Amerikaanse president een grote vrijheid heeft in het nemen van beslissingen om militairen naar oorlogsgebieden te sturen. Dat wil zeggen, zonder eerst expliciet toestemming te vragen aan het Congres. 

Bovendien is de specifieke uitoefening van die plicht sinds de komst van de Verenigde Naties in die zin geëvolueerd dat de Verenigde Staten alleen deelnemen aan oorlogen (de zogenaamde politionele acties) onder VN-mandaat. Behalve in het geval van de tweede oorlog in Irak. Aangenomen wordt dat opereren onder dat VN-mandaat de stilzwijgende goedkeuring van het Congres impliceert. 

Wij hebben begrip voor deze ruime opvatting in de VS over presidentiële beslissingsbevoegdheid op militair gebied, omdat kritieke situaties vaak snelle besluitvorming vereisen. Voor de Federatie van Europa zal het niet anders zijn.

Enkele militaire details daargelaten, laten we eens kijken naar de stand van zaken in 2012. De Amerikanen gaven meer dan twee keer zoveel uit aan defensie als de Europeanen. Bovendien hadden zij ruwweg een veel beter evenwicht tussen investeringen (25%), personeel (50%) en operaties (25%). In Europa besteedden landen als België, Italië en Griekenland meer dan 70% van hun defensiebudget aan personeel. Dat betekende weinig investeringen. Bovendien hadden de lidstaten te kampen met versnippering. Zo waren er meer dan 20 verschillende gevechtsvoertuigen in Europa en werden defensiebeslissingen vooral nationaal genomen, zonder te kijken naar de overschotten en tekorten in de NAVO en de EU. De EU kon slechts 70.000 van de bijna twee miljoen Europese soldaten inzetten. Wij beschikken niet over gegevens om te beoordelen of deze situatie in 2022 nog steeds dezelfde is als in 2012. 

Clausule 3 geeft de president het recht de ambten in de uitvoerende macht te benoemen. Hij benoemt de ministers in zijn regering. Evenals het diplomatiek personeel, regeringsfunctionarissen en andere ambtenaren wier benoeming niet op een andere manier is geregeld. In Amerika geschiedt de benoeming van deze personen - dus ook die van de ministers - door goedkeuring van de Senaat. Het Huis van Afgevaardigden heeft ter zake geen enkele bevoegdheid. Door de Amerikaanse Senaat inspraak te geven bij de benoeming van ministers wordt de wetgevende macht medeverantwoordelijk voor het functioneren van de uitvoerende macht. Wij vinden dit vreemd in het presidentiële regime van de VS. Het lijkt ons een universele regel dat degene die een moeilijke klus moet klaren, zelf moet kunnen beslissen met welk team hij de uitdaging aangaat. 

Daarom zijn wij van mening dat het uitsluitend aan de president van de Europese Federatie is om de leden van zijn kabinet, de andere ambtenaren van de uitvoerende departementen en de federale diplomaten te kiezen en te benoemen: Onder zijn leiding zijn zij verantwoordelijk voor het bestuur van de Federatie, met inbegrip van de uitvoering van de federale wetgeving die door het Congres is vastgesteld. Als leden van het presidentiële kabinet volgens het Huis van Afgevaardigden of het Huis van de Staten niet naar behoren functioneren, kunnen die Kamers hun impliciete bevoegdheden van Congressional Oversight gebruiken om zo'n minister ter verantwoording te roepen. Dat is beter dan het Huis van de Staten te laten beslissen of iemand die door de president als minister wordt voorgedragen, de goedkeuring van dat Huis krijgt. In een conflictsituatie tussen de president en het Huis van de Staten zou het Huis zijn macht kunnen misbruiken om de president te dwarsbomen. Iets wat regelmatig gebeurt in het Amerikaanse tweepartijenstelsel. We laten het dus aan de president over om zijn eigen team te benoemen. 

In clausule 6 geven wij het Europees Congres echter de mogelijkheid om een rol te spelen bij de benoeming van leden van de derde macht van de trias politica, de rechterlijke macht.

Clausule 4 staat in de Amerikaanse grondwet samen met de vorige clausule 1. Wij denken dat het beter is deze te scheiden van zijn gezag, omdat de bevoegdheid om advies te vragen aan zijn ministers niet geldt voor militaire aangelegenheden, maar voor alles wat met hun werk te maken heeft. Belangrijk in dit verband is dat de Europese Grondwet er met zoveel woorden van uitgaat dat de president ministers tot zijn beschikking heeft, het presidentieel kabinet. Hierover later meer.

Clausule 5, de presidentiële bevoegdheid om amnestie en gratie te verlenen, een normaal onderdeel van elke grondwet, is ook gescheiden van clausule 1.

Clausule 6 geeft de president het recht verdragen te sluiten. Maar hij koppelt dit aan de plicht om met een tweederde meerderheid advies en goedkeuring te vragen aan de Tweede Kamer der Staten. Dit betekent dat dit Huis, net als in de VS, zijn advies kan geven over het sluiten van verdragen door de Federatie wanneer dit Huis dat wenst, voor en na de verdragsonderhandelingen. Deze bepaling belet de lidstaten van de Federatie niet om verdragen te blijven sluiten, mits zij dat doen binnen hun eigen beleidsterreinen. Dit is het gevolg van de verticale verdeling van de bevoegdheden, die in artikel III wordt toegelicht. Dit houdt in dat beide bestuursniveaus hun eigen diplomatieke en consulaire korpsen kunnen hebben. Voor verdragen en diplomaten is dit al het geval in de Europese Unie. De taakverdeling tussen de consuls van elk bestuursniveau kan worden geregeld. Bijvoorbeeld door federale consuls exclusief bevoegd te verklaren om (commerciële) rechtspersonen bij te staan. Volgens ons blijft elke staat van de federale Europese Unie bevoegd voor de nationaliteitswetgeving en helpt hij dus in het buitenland fysieke personen met de nationaliteit van die staat. De nationaliteit van een lidstaat wordt gecombineerd met het burgerschap van de Federale Europese Unie. 

Misschien is dit de juiste plaats om in te gaan op het begrip "evenredigheid". Dit is een belangrijke kwestie binnen het huidige intergouvernementele systeem van de EU. Eenvoudig gezegd gaat het om de vraag in hoeverre de EU-autoriteit - of de autoriteit van een nationale EU-staat - dezelfde bevoegdheid mag uitoefenen. Dit concept houdt rechtstreeks verband met het feit dat de EU-verdragen voorzien in zogenaamde "gedeelde bevoegdheden". Dit betekent dat één en dezelfde bevoegdheid zowel door de EU-autoriteit als door een staat kan worden uitgeoefend. Dit roept de vraag op: hoe ver mag de een en de ander gaan in de uitoefening van deze gedeelde bevoegdheid? In de praktijk is dit onwerkbaar gebleken. Omdat het evenredigheidsbeginsel in zijn toepassing wordt afgezet tegen het subsidiariteitsbeginsel: laat aan de Staten over wat de Staten zelf het beste kunnen. Omdat de hiërarchische besluitvorming van de Europese Raad de toch al sterk lekkende subsidiariteit van haar betekenis heeft beroofd en tot onoplosbare interpretatieproblemen heeft geleid. Een federaal systeem kent dit probleem helemaal niet. In een federatie is het begrip "gedeelde bevoegdheden" ondenkbaar, vanwege de verticale verdeling van bevoegdheden, die de essentie is van een federale organisatie. Een Federatie kent alleen "gedeelde soevereiniteit": de Staten zijn 100% (en dus niet gedeeltelijk) soeverein in alle bevoegdheden die niet aan de Federatie zijn toevertrouwd. En de Federatie is op haar beurt 100% soeverein (en dus niet gedeeltelijk) in de uitoefening van die beperkte reeks toevertrouwde bevoegdheden. Nogmaals: een Federatie weerspiegelt absolute subsidiariteit en om die reden staat dit concept nergens in onze ontwerp-Federale Grondwet. Evenmin de EU-onzin over proportionaliteit.

Clausule 7 wijkt af van de Amerikaanse grondwet in die zin dat het recht van de president om rechters te benoemen voor het Hooggerechtshof en de federale rechtbanken niet alleen afhankelijk is van de goedkeuring van het Huis van de Staten, maar van het gehele Congres, met inbegrip van het Huis van de Burgers. Onder federale rechtbanken verstaan wij rechtbanken die het Congres bij wet kan instellen en die in de hiërarchie van de rechterlijke macht net onder het hoogste rechtscollege, het Hooggerechtshof, staan. Naar het voorbeeld van de Zwitserse grondwet voor de samenstelling van de federale rechtbanken wijzen wij deze belangrijke beslissingen toe aan beide Kamers van het Congres - met dit verschil dat de Europese president ook een rol speelt, namelijk het voordragen van de kandidaat-rechters. Aangezien het Hooggerechtshof en de lagere federale rechtscolleges moeten toezien op de uniforme toepassing van het federale recht in de hele Federatie, menen wij dat hun onafhankelijke werking op die manier beter verzekerd is, vooral ten opzichte van de Staten waarvan het recht eventueel moet wijken voor het federale recht. Bovendien moeten de federale rechtscolleges het volle vertrouwen genieten van degenen die de federale regelgeving hebben gemaakt en zullen maken, alsook van degenen die ze toepassen, namelijk de president en zijn regering, en die dus kunnen beoordelen of de kandidaten voor die rechtscolleges competent genoeg zijn.

Clausule 8 is het resultaat van artikel I, clausule 7, betreffende het lidmaatschap van een wereldfederatie. Clausule 8 schrijft voor dat de voorzitter een beslissend referendum onder de Europese bevolking houdt over de vraag of de Federale Europese Unie tot een dergelijke wereldfederatie moet toetreden. Clausule 8 omvat ook de verbintenis van de Federale Europese Unie om samen met andere federale staten de op verdragen gebaseerde VN in te ruilen voor een federale wereldregering, gebaseerd op een federale grondwet.

Clausule 9 draagt de voorzitter op eenmaal per jaar een raadgevend referendum onder alle burgers van de Europese Federale Unie met stemrecht om de mening van het Europese volk te verkrijgen over de uitvoering van de federale beleidsterreinen.  

Uitleg van deel 2

In de Amerikaanse grondwet is dit artikel één doorlopende tekst. Wij vinden het handiger om het te verdelen in vijf clausules.

Clausule 1 behandelt de jaarlijkse State of the Union. Tot de regering van president Woodrow Wilson (1913-1921, oprichter van de Volkenbond) gebeurde dit in de VS schriftelijk. Sinds Wilson gebeurt dit via persoonlijke optredens in het Amerikaanse Congres. Dit is een uitvoerende taak die expliciet door de grondwet aan de president is toegewezen. Hij wordt geacht alles naar voren te brengen wat hij belangrijk vindt als staatshoofd, regeringsleider, opperbevelhebber, hoogste diplomaat, enzovoort. Daarnaast heeft de president de bevoegdheid en de plicht om het Congres te wijzen op de noodzaak om maatregelen te nemen, zoals hij die nuttig en noodzakelijk acht. Dit is de zogenaamde "Aanbevelingsclausule". Wij willen deze praktijk overnemen in de Europese Grondwet.

Clausule 2 geeft de president het recht om in uitzonderlijke gevallen beide kamers bijeen te roepen. De Amerikaanse grondwet maakt niet duidelijk welke criteria moeten worden gebruikt om "buitengewoon" te definiëren. Het heeft zevenentwintig keer plaatsgevonden. De laatste keer onder Harry Truman, opvolger van Franklin D. Roosevelt, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Clausule 3 vereist dat alle buitenlandse ambassadeurs hun geloofsbrieven presenteren in een persoonlijk onderhoud met de president.

Clausule 4 staat in de VS bekend als de "Take Care Clause" of de "Faithful Execution Clause". In wezen is het een bevel aan de president om de wetten getrouw uit te voeren, ook als hij/zij het er niet mee eens is. Het gaat daarbij niet alleen om de uitvoering zelf, maar ook om het verwezenlijken van de intrinsieke bedoelingen van het Congres: vandaar het woord "getrouw". Deze clausule staat in de VS in hoog aanzien en is dus ook de bron van een sterke teleologische houding bij gezagsdragers en burgers. Een houding die zich uit in een grote mate van nieuwsgierigheid naar "Wat zouden de grondleggers van de Grondwet bedoeld hebben? Welke doelen wil het Congres bereiken met die bepaling in die wet?". Niettemin wordt erkend dat de president een ruime bevoegdheid heeft om de bedoelingen van de wetgever te interpreteren. Maar altijd met het Hooggerechtshof als waakhond, dat bevoegd is om presidentieel optreden in strijd met de Grondwet te verklaren: "De Grondwet is wat de rechters zeggen dat het is."

Clausule 5 geeft de president de macht om ervoor te zorgen dat alle ambtenaren van de federale regering weten wat hun taak is.

Bijzondere toelichting bij artikel V, afdeling 1, clausules 2 en 3

NOOT: Het onderstaande is slechts een voorbeeld van de mogelijke samenstelling van het kabinet van de President. De uiteindelijke samenstelling van de ministeries zal afhangen van het resultaat van de verticale scheiding der machten zoals beschreven in artikel III.

Wij keren nu terug naar de paragrafen 2 en 3 van Afdeling 1: de bevoegdheid van de President om ministers te benoemen en hun advies te vragen. Men ziet hierin de grondwettelijke bevoegdheid dat de president een ministerraad heeft: "Het kabinet van de president". De Grondwet bepaalt niet hoe groot dat kabinet moet zijn.

De vraag die we nu moeten beantwoorden is: "Hoe groot moet het kabinet van de president van de Federale Europese Unie zijn?". Om die vraag te beantwoorden, zouden we moeten kijken naar de dominante uitvoerende beleidsterreinen die uit artikel III, afdeling 2 (de uitputtende lijst van bevoegdheden van het Europese Congres) naar voren komen. Maar wij aarzelen om dat te doen. Het is waarschijnlijk dat een dergelijke overweging alleen maar zal leiden tot eindeloze debatten, die afdwalen van de eisen van goed bestuur. Vooral omdat het voor ons uitgesloten is dat elk deelnemend land per definitie een vertegenwoordiger in die regering zal hebben, zoals thans het geval is in de Europese Commissie en de Europese Raad. Ministeries van de regering van de Federatie van Europa moeten Europese legitimiteit hebben, geen nationale (= lidstaat) legitimiteit.

Om het debat hierover te openen, hakken wij de knoop op een eenvoudige manier door: wij volgen (op twee uitzonderingen na) de beleidsterreinen van het kabinet van de Amerikaanse president. De redenering achter deze keuze is dezelfde als ons voorstel om de verkiezing van de president van de Federale Europese Unie altijd ongeveer gelijktijdig met die van de Amerikaanse president te laten plaatsvinden: om een zo groot mogelijke homogeniteit tussen beide federaties te creëren, zodat zij snel en competent zaken met elkaar kunnen doen.

Dit betreft vijftien ministers:

  1. Minister van Buitenlandse Zaken: belast met het buitenlands beleid van de Federale Europese Unie. Met dien verstande dat de staten van de Federale Europese Unie hun eigen buitenlands beleid behouden voor hun inhoudelijke domeinen, met hun eigen ministers van Buitenlandse Zaken, zoals thans het geval is in de EU en in de Belgische federatie.
  2. Minister van Financiën, belast met het financiële beleid van de Federale Europese Unie. Inclusief de federale begroting en federale belastingen. Inclusief het toezicht op de Fiscale Unie die wij voorstaan.
  3. Minister van Defensie: belast met de zorg voor het federale leger in al zijn onderdelen: landmacht, luchtmacht, zeemacht en milities.
  4. Minister van Justitie, belast met alle justitiële zaken.
  5. Minister van Binnenlandse Zaken. Deze Amerikaanse Secretary of the Interior is niet te vergelijken met de Minister van Binnenlandse Zaken zoals wij die in Europa vaak kennen. In dit geval gaat het om de zorg voor de transnationale ruimtelijke ordening.
  6. Minister van Landbouw: verantwoordelijk voor landbouw, veeteelt, visserij en tuinbouw, alsook voor voedselzekerheid (productie, distributie en levering) en voedselveiligheid (gezond voedsel).
  7. Minister van Handel: verantwoordelijk voor economie, handel, mededingingsbeleid en intellectuele eigendom.
  8. Minister van Arbeid: verantwoordelijk voor werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden.
  9. Minister van Volksgezondheid en Sociale Diensten: verantwoordelijk voor gezondheidszorg en sociale diensten, met inbegrip van armoedebestrijding.
  10. Minister van Huisvesting en Stadsontwikkeling: verantwoordelijk voor volkshuisvesting en de ontwikkeling van stedelijke gebieden.
  11. Minister van Vervoer: verantwoordelijk voor alle vervoer van personen en goederen voor elke wijze van vervoer tussen de staten van de Federatie, met inbegrip van de aanleg van transnationale infrastructuur.
  12. Minister van Energie: verantwoordelijk voor energievoorziening en -distributie, alsmede voor de bevordering van schone energie en energiebesparende maatregelen, en het vraagstuk van de klimaatverandering.
  13. Minister van Binnenlandse Veiligheid: verantwoordelijk voor binnenlandse veiligheid, terrorismebestrijding in de Federatie, en rampenbestrijding.

Twee ministersposten uit het Amerikaanse kabinet lijken niet van toepassing op de Federale Europese Unie, namelijk:

  • De minister van Onderwijs: Wij zien de zorg voor onderwijs en aanverwante zaken, bijvoorbeeld beroepsopleiding, als een zaak en taak van de staten, niet van de federale overheid.
  • De minister voor Veteranenzaken: Voor zover dit een relevant beleidsterrein zou zijn in de Verenigde Staten van Europa, beschouwen wij dit als een gezamenlijke taak van de ministers van Defensie en van Volksgezondheid en Sociale Zaken.

In plaats daarvan stellen wij voor:

14. Minister van Wetenschapsbeleid en Innovatie: belast met het ondersteunen van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, het waarborgen van innovatie op gebieden als elektronisch verkeer, productinnovatie en het opzetten van nieuwe onderwijssystemen.

15. Minister van Culturele Betrekkingen en Immigratie: verantwoordelijk voor goede betrekkingen tussen de volkeren van de lidstaten, voor de belangen van regio's en bevolkingsgroepen met een eigen taal en cultuur, en voor het migratiebeleid.

Zie hier de mogelijke vijftien federale ministers als leden van het kabinet van de voorzitter van de federale Europese Unie. En dus geen zevenentwintig of meer commissarissen om het nationale belang of de eer van elke lidstaat in de EU te bevredigen. Laat staan een Europese Raad. 

Deze lijst bepaalt tevens de beperkte en limitatieve lijst van algemene Europese belangen die door het federale orgaan moeten worden behartigd.

Uitleg van deel 3

Deze afdeling voorziet in de instelling van de federale ombudsman. 

Clausule 1 regelt dit bij wet. 

Clausule 2 garandeert de onafhankelijkheid van de Ombudsman. 

Clausule 3 zorgt ervoor dat de bevoegdheid om advies te geven aan de Voorzitter niet eenvoudigweg door de Voorzitter verworpen of genegeerd kan worden: de Ombudsman mag de zaak voorleggen aan het Europees Congres. Voor beide Kamers is een tweederde meerderheid vereist om het advies van de Ombudsman te verwerpen. 

Clausule 4 regelt een bijkomende bevoegdheid: de Ombudsman is bevoegd om de uitvoering - door de uitvoerende macht - van het herstel van de schade aan het welzijn van de burgers te controleren en de kwaliteit ervan te beoordelen. Indien deze onvoldoende is, kan de Ombudsman de zaak opnieuw onder de aandacht van het Europees Congres brengen.

Artikel V - De Federale Overheid en het Ombudsbureau

Sectie 1 - De federale regering 

  1. De uitvoerende macht wordt gevormd door de federale regering en bestaat uit een president, twee vice-presidenten en een kabinet van ministers. De president is staatshoofd en regeringsleider en vormt samen met een eerste en een tweede vice-president een presidium. 
  2. De voorzitter en de twee vice-voorzitters worden gekozen door de burgers van de Federale Europese Unie op basis van algemene verkiezingen waarbij het gehele grondgebied van de Federatie één kiesdistrict vormt. 
  3. De leden van het kabinet van ministers worden benoemd door de president, in overleg met de vice-presidenten. De leden vertegenwoordigen de diversiteit van de Federatie. Elke federale minister staat aan het hoofd van een ministerie.
  4. De leden van het presidium en de federale ministers zijn van hoge en culturele integriteit.
  5. De besluiten van de federale regering worden collectief genomen bij consensus. Bij gebrek aan consensus stemmen de ministers bij gewone meerderheid. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter na overleg met beide vice-voorzitters.
  6. Het presidium ziet erop toe dat de federale regering en haar instellingen een beleid ten uitvoer leggen dat in het belang is van de federatie in haar geheel en extreme politieke afwijkingen en de invloed van niet-gekozen machtsgroepen en lobby's vermijden die de democratie in gevaar kunnen brengen of oligarchische of partijdige besluitvorming kunnen bevorderen.
  7. Het presidium waarborgt de integriteit van het ambtenarenapparaat door elke vorm van bederf en van partijpolitiek gemotiveerd ontslag van personeel van bestuurs- en regeringsorganen en -instanties te voorkomen.

Sectie 2 - Bevoegdheden van de president en het presidium

  1. Het Praesidium ziet erop toe dat het beleid van de uitvoerende macht voldoet aan de beginselen van inclusiviteit, deliberatieve besluitvorming en representativiteit in de zin van eerbiediging en bescherming van minderheidsstandpunten binnen meerderheidsbesluiten, met een vastberaden wijsheid om oligarchische besluitvormingsprocessen te vermijden.  
  2. De president is opperbevelhebber van de strijdkrachten en de veiligheidsdiensten van de Europese Unie. Een federale noodwet bepaalt de bevoegdheden van de president in noodsituaties.
  3. Het Praesidium benoemt ministers, ambassadeurs, andere gezanten, consuls en alle openbare ambtenaren van de uitvoerende macht van de Europese Federale Unie wier benoeming niet anders is geregeld in deze Grondwet en wier ambten zijn gebaseerd op een wet. Het ontslaat alle ambtenaren van de Europese Federale Unie uit hun ambt nadat zij zijn veroordeeld wegens verraad, omkoping of andere hoge misdrijven en misdrijven.
  4. Het presidium kan de hoofdambtenaar van elk van de uitvoerende diensten schriftelijk om advies vragen over elk onderwerp dat verband houdt met de taken van hun respectieve ambten.
  5. Het presidium is bevoegd amnestie en gratie te verlenen voor overtredingen tegen de Europese Unie, behalve in geval van afzetting.
  6. Het presidium heeft de bevoegdheid verdragen te sluiten, met advies en instemming van het Huis der Staten, mits twee derde van de afgevaardigden van het aanwezige Huis der Staten daarmee instemt.
  7. Telkens wanneer een wereldfederatie de Europese Unie uitnodigt om lid te worden van die wereldfederatie organiseert het Praesidium een beslissend referendum over de toetreding van de Europese Unie tot en toetreding tot die wereldfederatie op basis van een aardse grondwet als bedoeld in artikel I, clausule 7. 
  8. Het Praesidium organiseert eenmaal per jaar een raadgevend referendum onder alle stemgerechtigde burgers van de Europese Federale Unie om de mening van het Europese volk te peilen over de uitvoering van de federale beleidsterreinen. 

Afdeling 3 - Voorzitter en Praesidium's taken

  1. Opgesteld door het presidium, geeft de voorzitter eenmaal per jaar in een gezamenlijke vergadering van het Europees Congres informatie over de toestand van de Federatie en beveelt hij maatregelen aan die hij nodig acht.
  2. De Voorzitter kan bij buitengewone gelegenheden beide Kamers van het Europees Congres of een van beide bijeenroepen. Bij onenigheid tussen hen over het tijdstip van de verdaging kan hij de zitting verdagen tot een tijdstip dat hij passend acht.
  3. De president ontvangt ambassadeurs en andere buitenlandse gezanten.
  4. Het presidium ziet toe op de goede werking van de Europese Federale Unie als democratische federatie, gebaseerd op de rechtsstaat. Het presidium ziet erop toe dat de wetten van de Unie getrouw worden uitgevoerd.
  5. Het Praesidium draagt de taken op van alle regeringsfunctionarissen van de Europese Federale Unie.

Afdeling 4 - Vacature en einde van het mandaat van de Voorzitter en de ondervoorzitters

  1. De president en de vice-presidenten worden uit hun ambt ontzet na afzetting en veroordeling wegens verraad, omkoping of andere hoge misdrijven en overtredingen. In geval van ontzetting uit het ambt van de president, zijn overlijden of zijn aftreden, wordt de oudste vice-president president, terwijl de andere vice-president de enige vice-president blijft tot de volgende verkiezingen.
  2. Indien de functie van een van de ondervoorzitters vacant is, blijft de andere ondervoorzitter aan of wordt hij eerste ondervoorzitter. De voorzitter benoemt een tweede ondervoorzitter, die in functie zal treden na bevestiging door een meerderheid in beide kamers van het Europees Congres.
  3. Wanneer de voorzitter schriftelijk aan beide kamers van het Europees Congres verklaart dat hij niet in staat is zijn ambt uit te oefenen, wordt de oudste ondervoorzitter voorzitter en blijft de andere ondervoorzitter de enige ondervoorzitter tot de volgende verkiezingen.
  4. De ondervoorzitters kunnen samen met de meerderheid van de leden van de bondsregering de voorzitter schriftelijk ongeschikt verklaren aan de Kamers van het Europees Congres, waarna de oudste ondervoorzitter voorzitter wordt en de andere ondervoorzitter tot de volgende verkiezingen de enige ondervoorzitter blijft.
  5. Indien de Voorzitter op deze wijze ongeschikt is verklaard, kan hij binnen vijf dagen aan de Kamers van het Europees Congres schriftelijk verklaren dat hij geschikt is voor het ambt. De vice-voorzitters en de meerderheid van de leden van de federale regering kunnen binnen vijf dagen opnieuw schriftelijk de ongeschiktheid van de president verklaren.
    Indien de Kamers van het Europees Congres binnen eenentwintig dagen na ontvangst van laatstgenoemde schriftelijke verklaring met tweederde meerderheid van beide Kamers vaststellen dat de Voorzitter verhinderd is, wordt de oudste ondervoorzitter Voorzitter. In het tegenovergestelde geval hervat de Voorzitter de bevoegdheden en taken van het ambt.
  6. De ambtstermijn van de Voorzitter en de ondervoorzitters eindigt op 20 januari om 12.00 uur in het laatste jaar van hun ambtstermijn. De ambtstermijn van hun opvolgers vangt dan aan.
  7. Indien de gekozen Voorzitter op het voor het begin van zijn ambtstermijn vastgestelde tijdstip is overleden, wordt de oudste gekozen ondervoorzitter Voorzitter, die een plaatsvervangende ondervoorzitter benoemt. Indien een gekozen Voorzitter niet in staat is de eed of de belofte voor het begin van zijn ambt af te leggen, of indien de gekozen Voorzitter zich niet heeft gekwalificeerd, treedt de oudste gekozen ondervoorzitter als Voorzitter op, totdat een Voorzitter zich heeft gekwalificeerd; en het Congres kan bij wet bepalen wie dan als Voorzitter zal optreden, of op welke wijze de gekozen ondervoorzitter zal worden gekozen, en deze persoon handelt dienovereenkomstig totdat een Voorzitter of ondervoorzitter zich heeft gekwalificeerd.  

Afdeling 5 - Onafhankelijk toezicht op de uitvoerende macht: het bureau van de Ombudsman 

  1. Het Europees Congres richt bij wet het Instituut van de Federale Ombudsman op, belast met het toezicht op de werking van de uitvoerende macht met betrekking tot het welzijn van de burgers.
  2. Het Huis van de Burgers zal - op basis van professionele prestaties en persoonlijke kwaliteiten - uit het maatschappelijk middenveld kandidaten kiezen om als ombudsman te fungeren met betrekking tot één specifiek ministerie van de federale regering. De ambtstermijn van de Ombudsman is gelijk aan de zittingsduur.
  3. Het Bureau van de Ombudsman zal onafhankelijk van enige andere instelling opereren.
  4. De wet omschrijft de bevoegdheden van het Bureau van de Ombudsman, met inbegrip van de bevoegdheid om de President te adviseren om het beleid van de uitvoerende macht aan te passen en de door de uitvoerende macht veroorzaakte schade aan het welzijn van de burgers te herstellen. Een afwijzing van het advies van de Ombudsman door de President geeft het Bureau van de Ombudsman de bevoegdheid om de zaak door te verwijzen naar de commissies van toezicht van beide Huizen van het Europees Congres voor een beslissing van de Kamers. Een verwerping van het advies van de Ombudsman door een Huis vereist een tweederde meerderheid. Indien beide Kamers het advies van de Ombudsman verwerpen, kan het Bureau een uitspraak van het Hooggerechtshof eisen.  
  5. De Ombudsdienst is bevoegd om de uitvoering door de uitvoerende macht van het herstel van de schade aan het welzijn van de burgers te controleren en de kwaliteit ervan te beoordelen. Indien deze onvoldoende is, kan de Ombudsdienst de zaak opnieuw onder de aandacht van het Europees Congres en/of het Hof brengen.

Toelichting bij artikel V: De Federale Overheid en het Ombudsbureau

Verklaring van Sectie 1 - De federale regering

Het doel van afdeling 1 is het voorkomen van:
(a) dat te veel macht is geconcentreerd in de handen van één persoon, de president, die mogelijk behept is met autocratische aspiraties;
(b) dat er een tweepartijenstelsel kan ontstaan waarbij één partij blokkades kan vormen;
(c) dat na verkiezingen de top van de ministeries om partijpolitieke redenen wordt vervangen. Dit aspect van het Amerikaanse "spoil"-systeem - het ruilen van politieke topambtenaren van de ene politieke partij voor andere politieke topambtenaren van de andere partij na elke verkiezing - belemmert niet alleen de continuïteit van het beleid, maar is ook een oorzaak van corruptie. Carrièreambtenaren moeten de zekerheid hebben de top van het ambtenarenapparaat te bereiken zonder enige politieke binding.

Hoewel de president zowel staatshoofd als regeringsleider is, wordt hij bijgestaan door twee vice-voorzitters. De zeer grote macht van een president van de Europese Unie mag nooit ontaarden in autocratische besluitvorming. Daarom vormt de voorzitter samen met twee vice-voorzitters een presidium waarmee de voorzitter overleg moet plegen alvorens belangrijke beslissingen te nemen.

De president en de twee vice-voorzitters worden gekozen door het volk van de Federatie. Aldus wordt recht gedaan aan de trias politica. Invloed op het benoemingsproces van de Voorzitter en de Ondervoorzitters door één of beide Kamers van het Europees Congres is uitgesloten. De Federatie is een representatieve democratie. Geen parlementaire democratie, want in een parlementaire democratie is het parlement de baas over de uitvoerende macht. Dat is in strijd met het grondbeginsel van de trias politica, beschermd door een doordacht systeem van checks and balances. Alleen het volk is de baas. Het volk drukt dat in deze federale grondwet op drie manieren uit:

  • Door de federale regering af te zetten als zij de grondwettelijke orde schendt, als het volk geen ander rechtsmiddel heeft (Preambule, III).
  • Door middel van verkiezingen.
  • Door verschillende vormen van directe en participerende democratie.

De verkiezing van de Voorzitter en van de beide Vice-Voorzitters kan geschieden door middel van een stemming bij voorkeur. Er bestaan verschillende vormen van gerangschikte stemming. Indien het Europees Congres instemt met de stemming in onderdelen, kan het bij wet bepalen welk systeem van stemming in onderdelen in de Europese situatie het meest geschikt is.

De federale regering neemt haar beslissingen collegiaal, wat betekent dat elk lid de collectief door de federale regering genomen beslissingen naar buiten toe moet verdedigen, ook al is hij of zij het er persoonlijk niet mee eens. Dit impliceert dat de federale regering collectief verantwoordelijk is voor haar beslissingen.

Het is een fundamentele eis van deze Grondwet dat de morele en culturele integriteit van de leden van de drie staatsmachten - het Europees Congres, de federale regering en de rechterlijke macht - onberispelijk is. Net zoals artikel II eisen stelt aan de bekwaamheid en geschiktheid van de kandidaten voor de kamers van het Europees Congres, geldt dit ook voor de samenstelling van de federale regering.

Een van de ergste aspecten van het Amerikaanse tweepartijenstelsel is de uitwisseling van topambtenaren van de regerende partij voor andere van de andere partij zodra deze de verkiezingen heeft gewonnen. Het wordt niet voor niets "spoil system" genoemd omdat het de continuïteit van het beleid verbreekt en het bestuur kwetsbaar maakt voor corruptie in de zin van het volgen van "de stem van zijn meesters". In een federaal Europa moeten topambtenaren er zeker van zijn dat zij hun werk professioneel en niet partijdig kunnen doen.

Uitleg van deel 2 - De bevoegdheden van Praesidium

Clausule 1 is het equivalent van artikel III, afdeling 1, clausule 2: het is de verantwoordelijkheid van het Praesidium dat het beleid van de uitvoerende macht voldoet aan de beginselen van inclusiviteit, deliberatieve besluitvorming en representativiteit in de zin van het respecteren en beschermen van minderheidsstandpunten binnen meerderheidsbesluiten, met vastberaden wijsheid om oligarchische besluitvormingsprocessen te vermijden. Burgers kunnen beleid dat volgens hen niet aan deze eisen voldoet, aanvechten tot aan de hoogste rechterlijke instantie.

Clausule 2 legt het opperbevel over alle strijdkrachten en veiligheidsdiensten in handen van de president. Clausule 2 maakt geen melding van milities. In het federale Europa is geen plaats voor paramilitaire en ongeregelde strijdkrachten, die in de praktijk vaak hun eigen gang gaan. Het recht om een ander land de oorlog te verklaren is een bevoegdheid van het Congres.

Clausule 3 geeft het presidium de bevoegdheid om de ambten in de uitvoerende macht te benoemen. Het benoemt de ministers. Evenals het diplomatiek personeel, regeringsambtenaren en andere ambtenaren waarvan de benoeming niet op een andere manier is geregeld.

Clausule 4 regelt dat de bevoegdheid van het praesidium om advies te vragen aan de ministers niet geldt voor militaire aangelegenheden, maar voor alles wat met hun werk te maken heeft. Belangrijk in dit verband is dat de grondwet er met zoveel woorden van uitgaat dat het presidium over ministers beschikt. 

Clausule 5 regelt de bevoegdheid van het presidium om amnestie en gratie te verlenen, een normaal onderdeel van elke grondwet. Men kan dit echter niet overlaten aan één persoon, de president. Daarom is dit een bevoegdheid van het presidium.

Clausule 6 geeft het Praesidium het recht om verdragen te sluiten. Maar het koppelt dit aan de plicht om met een tweederde meerderheid in beide Kamers advies en goedkeuring te vragen aan het Europees Congres. Deze bepaling belet de lidstaten van de Federatie niet om verdragen te blijven sluiten, mits zij dat doen in het kader van hun eigen beleidsterreinen. Dit is het gevolg van de verticale verdeling van de bevoegdheden, die in artikel III wordt toegelicht. Dit houdt in dat beide bestuursniveaus hun eigen diplomatieke en consulaire korpsen kunnen hebben. Voor verdragen en diplomaten is dit reeds het geval in de Europese Unie. De taakverdeling tussen de consuls van elk bestuursniveau kan worden geregeld. Bijvoorbeeld door federale consuls exclusief bevoegd te verklaren om (commerciële) rechtspersonen bij te staan. Volgens ons blijft elke staat van de federale Europese Unie bevoegd voor de nationaliteitswetgeving en helpt hij dus in het buitenland fysieke personen met de nationaliteit van die staat. De nationaliteit van een lidstaat wordt gecombineerd met het burgerschap van de Federale Europese Unie. 

Misschien is dit de juiste plaats om in te gaan op het begrip "evenredigheid". Dit is een belangrijke kwestie binnen het huidige intergouvernementele systeem van de EU. Eenvoudig gezegd gaat het om de vraag in hoeverre de EU-autoriteit - of de autoriteit van een nationale EU-staat - dezelfde bevoegdheid mag uitoefenen. Dit concept houdt rechtstreeks verband met het feit dat de EU-verdragen voorzien in zogenaamde "gedeelde bevoegdheden". Dit betekent dat één en dezelfde bevoegdheid zowel door de EU-autoriteit als door een staat kan worden uitgeoefend. Dit roept de vraag op: hoe ver mag de een en de ander gaan in de uitoefening van deze gedeelde bevoegdheid? In de praktijk is dit onwerkbaar gebleken. Omdat het evenredigheidsbeginsel in zijn toepassing wordt afgezet tegen het subsidiariteitsbeginsel: laat aan de Staten over wat de Staten zelf het beste kunnen. Omdat de hiërarchische besluitvorming van de Europese Raad de toch al sterk lekkende subsidiariteit van haar betekenis heeft beroofd en tot onoplosbare interpretatieproblemen heeft geleid. Een federaal systeem kent dit probleem helemaal niet. In een federatie is het begrip "gedeelde bevoegdheden" ondenkbaar, vanwege de verticale verdeling van bevoegdheden, die de essentie is van een federale organisatie. Een Federatie kent alleen "gedeelde soevereiniteit": de Staten zijn 100% (en dus niet gedeeltelijk) soeverein in alle bevoegdheden die niet aan de Federatie zijn toevertrouwd. En de Federatie is op haar beurt 100% soeverein (en dus niet gedeeltelijk) in de uitoefening van die beperkte reeks toevertrouwde bevoegdheden. Nogmaals: een Federatie weerspiegelt absolute subsidiariteit en om die reden staat dit concept nergens in onze ontwerp-Federale Grondwet. Evenmin de EU-onzin over proportionaliteit.

Clausule 7 is het resultaat van artikel I, clausule 7, met betrekking tot het lidmaatschap van een wereldfederatie. Indien een dergelijke wereldfederatie een dergelijk verzoek doet aan het praesidium van de Europese Federale Unie, schrijft clausule 7 voor dat het praesidium een beslissend referendum houdt onder de Europese bevolking over de vraag of de Europese Federale Unie zich bij een dergelijke wereldfederatie moet aansluiten. Clausule 7 bevat ook de verbintenis van de Federale Europese Unie om samen met andere federale staten de op verdragen gebaseerde VN in te ruilen voor een federale wereldregering, gebaseerd op een federale grondwet.

Clausule 8 draagt het Praesidium op eenmaal per jaar een raadgevend referendum te organiseren onder alle stemgerechtigde burgers van de Europese Federale Unie, teneinde de mening van het Europese volk over de uitvoering van de federale beleidsterreinen te vernemen. 

Toelichting bij afdeling 3 - Taken van de voorzitter en het presidium

Clausule 1 behandelt de jaarlijkse Staat van de Unie. Dit is een uitvoerende taak die in deze Europese Grondwet inhoudelijk is toegewezen aan het presidium en mondeling aan de voorzitter. Het presidium wordt geacht alles wat het belangrijk vindt naar voren te brengen.

Clausule 2 geeft de president het recht om in uitzonderlijke gevallen beide kamers bijeen te roepen. Zonder verdere criteria in acht te nemen.

Clausule 3 vereist dat alle buitenlandse ambassadeurs hun geloofsbrieven presenteren in een persoonlijk onderhoud met de president.

Clausule 4 staat in de VS bekend als de "Take Care Clause" of de "Faithful Execution Clause". In wezen is het een bevel aan het presidium om de wetten getrouw uit te voeren, ook al is het er niet mee eens. Het gaat daarbij niet alleen om de uitvoering zelf, maar ook om het verwezenlijken van de intrinsieke bedoelingen van het Congres: vandaar het woord 'trouw'. Deze clausule staat in de VS in hoog aanzien en is dus ook de bron van een sterke teleologische houding bij gezagsdragers en burgers. Een houding die zich uit in een grote mate van nieuwsgierigheid naar "Wat zouden de grondleggers van de Grondwet bedoeld hebben? Welke doelen wil het Congres bereiken met die bepaling in die wet?". Niettemin wordt erkend dat de Amerikaanse president een ruime bevoegdheid heeft om de bedoelingen van de wetgever te interpreteren. Maar altijd met het Hooggerechtshof als waakhond, bevoegd om presidentieel optreden in strijd met de Grondwet te verklaren: "De grondwet is wat de rechters zeggen dat het is."

Clausule 5 geeft het presidium de bevoegdheid om ervoor te zorgen dat alle ambtenaren van de federale regering weten wat hun taak is.

Uitleg van deel 4 - Onafhankelijk toezicht op de uitvoerende macht: het bureau van de Ombudsman 

Deze afdeling voorziet in de oprichting van een federaal ombudsbureau. 

Clausule 1 regelt dit bij wet. 

Clausule 2 garandeert de onafhankelijkheid van het bureau van de Ombudsman. En de invloed van het volk, aangezien de gekozen personen voor het bureau van de Ombudsman afkomstig zijn uit het maatschappelijk middenveld. 

Clausule 3 zorgt ervoor dat de bevoegdheid om advies te geven aan de Voorzitter niet zomaar kan worden verworpen of genegeerd door het Presidium: het Bureau van de Ombudsman mag de zaak voorleggen aan het Europees Congres. Voor beide Kamers is een tweederde meerderheid vereist om het advies van het Bureau van de Ombudsman te verwerpen. 

Clausule 4 regelt een bijkomende bevoegdheid: het Bureau van de Ombudsman is bevoegd om de uitvoering - door de uitvoerende macht - van het herstel van de schade aan het welzijn van de burgers te controleren en de kwaliteit ervan te beoordelen. Indien deze onvoldoende is, kan het Ombudsbureau de zaak opnieuw onder de aandacht van het Europees Congres brengen. 

Speciale toelichting bij de samenstelling van het kabinet van ministers

NOOT: Het onderstaande is slechts een voorbeeld van de mogelijke samenstelling van het kabinet van ministers van het Praesidium. De uiteindelijke samenstelling van de ministeries zal afhangen van het resultaat van de verticale scheiding der machten zoals beschreven in artikel III.

De Grondwet bepaalt niet de omvang van dat kabinet. Dat is aan de president in overleg met de vice-presidenten.

De vraag die we nu moeten beantwoorden is: "Hoe groot moet het kabinet van ministers van de Europese Federale Unie zijn?". Om die vraag te beantwoorden, zouden we moeten kijken naar de dominante uitvoerende beleidsterreinen die uit artikel III, afdeling 2 (de uitputtende lijst van bevoegdheden van het Europese Congres) naar voren komen. Maar wij aarzelen om dat te doen. Het is waarschijnlijk dat een dergelijke overweging alleen maar zal leiden tot eindeloze debatten, die afdwalen van de eisen van goed bestuur. Vooral omdat het voor ons uitgesloten is dat elk deelnemend land per definitie een vertegenwoordiger in die regering zal hebben, zoals nu het geval is in de Europese Commissie en de Europese Raad. De federale ministers zijn Europeanen, die gemeenschappelijke Europese belangen dienen. Zij zijn geen vertegenwoordigers van nationale regeringen, die nationale belangen dienen. Hetzelfde geldt voor het ambtenarenapparaat binnen de ministeries. Ministeries van de regering van de Federatie van Europa moeten Europese legitimiteit hebben, geen nationale (= lidstaat) legitimiteit.

Om het debat hierover te openen, hakken wij de knoop op een eenvoudige manier door: wij volgen (op twee uitzonderingen na) de beleidsterreinen/ministeries van het kabinet van de Amerikaanse president. De redenering achter deze keuze is dezelfde als ons voorstel om de verkiezing van de president van de Federale Europese Unie altijd ongeveer gelijktijdig met die van de Amerikaanse president te laten plaatsvinden: om een zo groot mogelijke homogeniteit tussen beide federaties te creëren zodat zij snel en competent zaken met elkaar kunnen doen.

Dit betreft vijftien ministers:
(1) Minister van Buitenlandse Zaken: belast met het buitenlands beleid van de Federale Europese Unie. Met dien verstande dat de staten van de federale Europese Unie hun eigen buitenlands beleid voor hun inhoudelijke domeinen behouden, met hun eigen ministers van Buitenlandse Zaken, zoals thans het geval is in de EU en in de Belgische federatie.
(2) minister van Financiën, belast met het financiële beleid van de Federale Europese Unie. Met inbegrip van de federale begroting en de federale belastingen. Inclusief het toezicht op de Fiscale Unie die wij voorstaan.
(3) Minister van Defensie: belast met de zorg voor het federale leger in al zijn onderdelen: namelijk de landmacht, de luchtmacht, de zeemacht en de milities.
(4) Minister van Justitie, belast met alle justitiële aangelegenheden.
(5)Minister van Binnenlandse Zaken. Deze Amerikaanse Secretary of the Interior is niet te vergelijken met de Minister van Binnenlandse Zaken zoals wij die in Europa vaak kennen. In dit geval gaat het om de zorg voor de transnationale ruimtelijke ordening.
(6) minister van Landbouw: verantwoordelijk voor landbouw, veeteelt, visserij en tuinbouw, alsook voor voedselzekerheid (productie, distributie en voorziening) en voedselveiligheid (gezond voedsel).
(7) minister van Handel: verantwoordelijk voor economie, handel, mededingingsbeleid en intellectuele eigendom.
(8) Minister van Arbeid: verantwoordelijk voor werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden.
(9) minister van Volksgezondheid en Sociale Diensten: verantwoordelijk voor gezondheidszorg en sociale diensten, met inbegrip van armoedebestrijding.
(10) minister van Volkshuisvesting en Stadsontwikkeling: verantwoordelijk voor volkshuisvesting en de ontwikkeling van stedelijke gebieden.
(11) minister van Vervoer: verantwoordelijk voor alle vervoer van personen en goederen voor elke wijze van vervoer tussen de staten van de Federatie, met inbegrip van de aanleg van transnationale infrastructuur.
(12) minister van Energie: verantwoordelijk voor energievoorziening en -distributie, alsmede voor de bevordering van schone energie en energiebesparende maatregelen, en de kwestie van klimaatverandering.
(13) minister van Binnenlandse Veiligheid: verantwoordelijk voor de binnenlandse veiligheid, terrorismebestrijding in de Federatie en rampenbestrijding.

Twee ministersposten uit het Amerikaanse kabinet lijken niet van toepassing op de Federale Europese Unie, namelijk:

  • De minister van Onderwijs: Wij zien de zorg voor onderwijs en aanverwante zaken, bijvoorbeeld beroepsopleiding, als een zaak en taak van de staten, niet van de federale overheid.
  • De minister voor Veteranenzaken: Voor zover dit een relevant beleidsterrein zou zijn in de Verenigde Staten van Europa, beschouwen wij dit als een gezamenlijke taak van de ministers van Defensie en van Volksgezondheid en Sociale Zaken.

In plaats daarvan stellen wij voor:
(14) minister van Wetenschapsbeleid en Innovatie: belast met het ondersteunen van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, het waarborgen van innovatie op gebieden zoals elektronisch verkeer, productinnovatie en het opzetten van nieuwe onderwijssystemen.
(15) minister van Culturele Betrekkingen en Immigratie: verantwoordelijk voor het waarborgen van goede betrekkingen tussen de volkeren van de lidstaten, voor de belangen van regio's en bevolkingsgroepen met een eigen taal en cultuur, en voor het migratiebeleid.

Zie hier de mogelijke vijftien federale ministers als leden van het kabinet van het presidium van de Europese Federale Unie. En dus geen zevenentwintig of meer commissarissen om het nationale belang of de eer van elke lidstaat in de EU te bevredigen. Laat staan een Europese Raad.

nl_NLNederlands